▪ Ophangbouten. Gebruik ophangbouten voor de montage.
Controleer of het plafond sterk genoeg is om het gewicht van de
unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan
eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel.
1497
a1
Moer
a2
Dubbele moer
b
Vulring
c
Ophangbeugel
▪ Afvoerwaterstroom. Zorg dat het afvoerwater naar de aansluiting
van de afvoerleiding loopt.
a
B
A
a
Aansluiting afvoerleiding
6.4.3
Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
▪ Helling. Zorg dat de kanalen aflopen om te voorkomen dat water
in de warmtewisselaarunit loopt.
a
b
a
a
Kanaal
b
Warmtewisselaarunit
▪ Roosters. Installeer een rooster in de aanzuigkanaalinlaat en de
uitblaaskanaaluitlaat om te voorkomen dat dieren en vuil in de
kanalen terechtkomen.
▪ Service-openingen. Voorzie service-openingen in de kanalen om
het onderhoud te vergemakkelijken.
▪ Thermische isolatie. Isoleer de kanalen tegen thermisch verlies
om zweten (bij verwarmen) te voorkomen, en om te voorkomen
dat het gebouw te sterk wordt verwarmd (bij koelen).
▪ Geluidsisolatie. Isoleer de kanalen tegen geluid, vooral op
geluidsgevoelige plaatsen. Voorbeeld: Geluidsabsorberende
kanalen; geluidsabsorberende geleideplaat in het kanaal.
▪ Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting tussen de
warmtewisselaarunit en het kanaal. Zorg ervoor dat er geen
luchtlekken tussen het kanaal en de warmtewisselaarunit of in
andere aansluitingen zijn. Dit om zweten, oververhitting en
geluidsproblemen te voorkomen.
a b
c
d
e
a
Schroef (lokaal te voorzien)
b
Flens (lokaal te voorzien)
c
Warmtewisselaarunit
d
Isolatie (lokaal te voorzien)
RKXYQ5T7Y1B+RDXYQ5T7V1B
VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie
4P408445-1 – 2015.07
4×
a1
b
c
b
a2
(mm)
A
a
0~2°
B
a
0~2°
b
a
e
d
e
Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Omgekeerde
luchtstroom.
omgekeerde luchtstroom van wind.
6.4.4
Richtlijnen bij de installatie van de
afvoerleiding
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit
omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Afvoerpomp en afvoerreservoir installeren
▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 25 mm en buitendiameter van 32 mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik
hangstaven zoals afgebeeld.
1-1.5 m
a
Ophangstaaf
O
Toegelaten
X
Niet toegelaten
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
▪ Stank. Installeer een sifon om stank te voorkomen.
a
Sifon
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de
juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a
b
a
Warmtewisselaarunit
b
Binnenunit
c
T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken
veroorzaken
en
schade
installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Draai de afdichting (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang en bevestig ze met kabelbinders.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
Bescherm
de
kanalen
tegen
a
a
c
b
berokkenen
aan
de
17