Onderhoud
4.5
Bumptest
36
5. Spoel de gassensor door.
a) Ga naar de volgende stap door de OMHOOG-knop
2 seconden in te drukken.
b) Haal het bereikgas van de detector.
c) Zorg ervoor dat de waarde van de uitgaande spanning weer nul is.
Als u twijfelt of de detector wel verse lucht heeft, dient u
cilinderlucht toe. Anders kan er een alarm optreden.
6. Gebruik de annuleerfunctie om terug te keren naar de normale
monitoringsmodus.
Als herhaalde kalibratiepogingen blijven mislukken, dan vervangt u de
gassensor met een nieuwe en probeert u het opnieuw. Zie
vervangen
op pagina 37.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een bumptest uitvoert. Zie
Mobiele app
op pagina 39 voor meer informatie over de mobiele
app.
Een bumptest is het proces waarbij de gassensor blootgesteld wordt
aan een onbekende concentratie referentiegas die lager is dan de
drempel van een laag alarm om te controleren of de gasdetector
correct werkt.
1. Sluit uw smartphone via Bluetooth aan op het doelgas.
2. Zet de detector in de blokkeringsmodus met de blootstellingsknop
in de mobiele app.
3. Sluit een cilinder met referentiegas aan op de doeldetector met een
geschikte buis die is aangesloten op de gaspoort of de
kalibratiedop. Zie
over het gebruik van een kalibratiedop.
4. Sluit uw smartphone via Bluetooth aan op de doeldetector.
5. Dien het bumptestgas toe aan de detector.
OPMERKING
Voor CO-versies die in de UL 2075 alarmmodus werken,
dient u drie minuten lang 100 ppm koolmonoxide toe bij een
stroomsnelheid van 300 ml per minuut.
6. Als de detector niet slaagt voor de bumptest, controleert u de detector
en kalibreert u hem indien nodig.
OPMERKING
Voer ten minste twee keer per jaar een bumptest uit.
Kalibratiedop
op pagina 32 voor meer informatie
De sensor