Het apparaat installeren en configureren > Energiebesparingsfunctie
1
2
Regels slaapstand (modellen voor Europa)
U kunt de slaapstand voor elke functie instellen. Als het apparaat in de slaapstand inschakelt, kan de ID-kaart niet
worden herkend.
Voor meer informatie over het instellinen van de Regels slaapstand, raadpleeg:
Engelse gebruikershandleiding.
Slaapstandniveau (Energiebesp.stnd en Snel herstel) (modellen uitgezonderd voor Europa)
U kunt kiezen tussen twee verschillende slaapstandniveaus: Energiebesparingsstand en de modus Snel herstel. De
standaardinstelling is energiebesparingsstand.
De energiebesparingsstand reduceert het stroomverbruik nog meer dan de modus Snel herstel, en biedt de
mogelijkheid om het Slaapstandniveau voor elke functie in te stellen. De ID-kaart kan niet worden herkend.
OPMERKING
Als de optionele netwerk interface is geïnstalleerd, dan wordt deze functie niet weergegeven.
Om te hervatten, druk op de [Spaarstand]-toets op het bedieningspaneel. Als in de slaapstand afdrukgegevens worden
ontvangen, dan ontwaakt het apparaat automatisch en begint het met afdrukken.
Raadpleeg voor meer informatie over de Slaapstandniveaus:
Engelse gebruikershandleiding.
Volg onderstaande stappen om het slaapstandniveau te selecteren en de energiebesparende stand voor elke functie te
gebruiken.
1
2
Roep het scherm op.
Toets [Systeemmenu/Tellers] > toets [▲] [] > [Algemene instell] > toets [OK] > toets [▲]
[] > [Timerinstelling] > toets [OK] > toets [▲] [] > [Timer slaapstand] > toets [OK]
Stel de slaapstandtijd in.
1
Voer de slaapstandtijd in.
OPMERKING
U kunt een willekeurige waarde instellen tussen 1 en 240.
Gebruik de cijfertoetsen of druk op de toets [▲] of [▼] om een nummer in te voeren.
2
Druk op de toets [OK].
Roep het scherm op.
Toets [Systeemmenu/Tellers] > toets [▲] [] > [Algemene instell] > toets [OK] > toets [▲]
[] > [Timerinstelling] > toets [OK] > toets [▲] [] > [Slaapstandniveau] > toets [OK]
Selecteer het slaapstandniveau.
Toets [▲] [] > [Snel herstel] of [Energiebesp.stnd] > toets [OK]
Als [Energiebesp.stnd] is ingesteld, gaan dan vervolgens door om in te stellen of de
energiebesparende stand wel of niet voor elke functie gebruikt moet worden.
2-22