Het apparaat installeren en configureren > Standaardinstellingen van het apparaat
3
Stel het IP-adres in.
OPMERKING
U kunt een willekeurige waarde instellen tussen 000 en 255.
Gebruik de cijfertoetsen of druk op de toets [▲] of [▼] om een nummer in te voeren.
Gebruik de toets [◄] of [►] om de zone voor gegevensinvoer te verplaatsen.
4
Druk op de toets [OK] .
5
Toets [▲] [] > [Subnetmasker] > toets [OK]
6
Stel het subnetmasker in.
OPMERKING
U kunt een willekeurige waarde instellen tussen 000 en 255.
Gebruik de cijfertoetsen of druk op de toets [▲] of [▼] om een nummer in te voeren.
Gebruik de toets [◄] of [►] om de zone voor gegevensinvoer te verplaatsen.
7
Druk op de toets [OK] .
8
Toets [▲] [] > [Default Gateway] > toets [OK]
9
Stel de default Gateway in.
OPMERKING
U kunt een willekeurige waarde instellen tussen 000 en 255.
Gebruik de cijfertoetsen of druk op de toets [▲] of [▼] om een nummer in te voeren.
Gebruik de toets [◄] of [►] om de zone voor gegevensinvoer te verplaatsen.
10Druk op de toets [OK].
BELANGRIJK
Start, na het wijzigen van de instelling, het netwerk opnieuw vanaf het Systeemmenu
of zet het apparaat UIT en vervolgens weer AAN.
Raadpleeg de Engelse gebruikershandleiding.
OPMERKING
Het netwerk kan worden geconfigureerd vanaf de pc via Command Center RX.
Command Center RX User Guide
2-19