INSTALLATIE
3
3.6 Minimale uitlaatsecties
Figuur 3-8: Minimale uitlaatsecties
1 Voor pijpverwijdingen, pijpbochten, regelkleppen, etc. ≥ 5 DN
2 Voor meetpunten ≥ 5 DN
INFORMATIE!
Het inwendige van de pijp op de meetpunten moet vrij zijn van bramen en andere verstoringen
van de flow. Het meettoestel heeft een interne temperatuursensor. De afstand van externe
temperatuurmeetpunten moet ≥ 5 DN. Gebruik zo kort mogelijke flowsensoren, om verstoringen
van het flowprofiel te voorkomen.
3.7 Flowgelijkrichter
Als de vereiste inlaatsecties niet beschikbaar zijn vanwege het type installatie, adviseert de
fabrikant om flowgelijkrichters te gebruiken. Flowgelijkrichters worden gemonteerd tussen
twee flenzen bovenstrooms van het toestel, en verkorten de vereiste inlaatsectie.
Figuur 3-9: Flowgelijkrichter
1 Rechte inlaatsectie voor de gelijkrichter ≥ 2 DN
2 Flowgelijkrichter
3 Rechte pijpsectie tussen de flowgelijkrichter en het toestel ≥ 8 DN
4 Minimale rechte uitlaatsectie ≥ 5 DN
28
www.krohne.com
OPTISWIRL 4200
09/2016 - 4005523101 - MA OPTISWIRL 4200 R03 nl