Installatie
Toebehoren voor
de luchtleiding
Installeer de volgende toebehoren in de volgorde zoals
aangegeven in A
. 1 en A
FB
verloopstukken.
•
Een filter in de luchtleiding (B) verwijdert schadelijk
vuil en vocht uit de aangevoerde perslucht.
•
Een tweede zelfontlastend luchtafsluitventiel (A)
isoleert de luchtleidingstoebehoren voor onderhoud.
Plaats deze vóór alle andere toebehoren in de
luchtleiding.
Aarding
De apparatuur moet worden geaard om het risico
op statische vonken te beperken. Statische vonken
kunnen ervoor zorgen dat dampen ontbranden of
ontploffen. Aarding biedt de elektrische stroom een
ontsnappingsdraad.
Pomp: Zie A
. 3. Controleer of de aardingsschroef (GS)
FB
goed is bevestigd en aan de luchtmotor vastgedraaid.
Sluit het andere uiteinde van de aardingsdraad (S) aan
op een goede aarde.
A
. 3. Aard de pomp
FB
Lucht- en vloeistofslangen: als er vloeistof door de
pomp, slang en spuit stroomt, kan er statische elektriciteit
worden opgebouwd. Ten minste één slang moet elektrisch
geleidend zijn, met een maximale gecombineerde
slanglengte van 150 meter (500 ft.), voor een goede
doorlopende aarding. Controleer de elektrische weerstand
van de slang. Als de totale weerstand naar massa meer
dan 25 megohm is, moet de slang onmiddellijk worden
vervangen.
Luchtcompressor: volg de aanbevelingen van de
fabrikant.
20
. 2, waar nodig met
FB
GS
Spuitpistool / Doseerventiel: Aard het spuitpistool met
een door Graco goedgekeurde geaarde vloeistofslang.
Materiaalreservoir: volg de ter plekke geldende
voorschriften.
Het te spuiten object: volg de ter plekke geldende
voorschriften.
Emmers met oplosmiddel bij het spoelen: volg de ter
plekke geldende voorschriften. Gebruik alleen geleidende
metalen emmers; plaats ze op een geaarde ondergrond.
Plaats de emmer niet op een niet-geleidende ondergrond,
zoals papier of karton, aangezien dan de continuïteit van
de aarding wordt onderbroken.
Voor een doorlopende aarding bij het spoelen of
ontlasten van de druk: houd altijd een metalen gedeelte
van spuitpistool of doseerventiel stevig tegen een geaard
metalen vat en druk dan pas de trekker van pistool of
doseerventiel in.
Opstellen
1.
Zie A
. 2. Sluit het ene eind van de blauwe
FB
vloeistofslang (M) zonder pistoolwartel (K) aan
op de pompuitlaat (R) of de filteruitlaat (P).
2.
Sluit het ene eind van de luchtslang (N) aan op
de luchtregeling
van het pistool (D).
3.
Sluit het andere eind van de luchtslang (N) aan
op de luchtinlaat op de voet van het pistool (L).
4.
Sluit het andere eind van de blauwe vloeistofslang
(M), met pistoolwartel (K), aan op de vloeistofingang
van het pistool.
5.
Koppel de vloeistof- en luchtslangen aan elkaar
S
met de meegeleverde slangenklemmen (7 stuks).
Zet de klemmen op de benodigde afstand van
elkaar.
6.
Breng de lenskappen aan op beide
ti12914a
regelaarmeterlenzen. Bestelset 24A540
voor 5 bladen met 12 lenskappen.
7.
Controleer of de fittingen van de aanzuigslang
goed zijn bevestigd.
3A1641V