WAARSCHUWING: Hete motorkoelvloeistof en stoom kunnen
letsel veroorzaken. Voor het bijvullen van de radiator met
koelvloeistof of antivriesmiddel, moet u de motor ten minste één
minuut vóór het openen van de radiatorvuldop uitschakelen.
Bescherm de hand met een doek en draai de vuldop langzaam
los. Vang eventueel vrijgekomen vloeistof op met de doek.
Neem de vuldop pas af wanneer alle overtollige vloeistof
ontsnapt is en het motorkoelsysteem geheel drukloos is.
WAARSCHUWING: voor het bijvullen of aftappen van antivries,
moeten de door de leverancier van de antivries opgegeven
aanwijzingen worden opgevolgd. Ter voorkoming van huid- en
oogcontact met de antivries wordt aanbevolen persoonlijke
veiligheidsuitrusting te dragen.
LUCHTFILTERELEMENTEN
Het luchtfilter moet regelmatig geïnspecteerd worden (zie SERVICE-/
ONDERHOUDSSCHEMA) en het element moet vervangen worden
wanneer de vervuilingsindicator rood oplicht of elke 6 maanden (500
uur), welke eerst van toepassing is. De stofverzamelbak(ken) moeten
dagelijks
gereinigd
worden
bedrijfsomstandigheden) en mogen nooit meer dan half vol zijn.
Verwijderen
LET OP: Verwijder nooit elementen wanneer de machine draait.
Reinig de buitenkant van de filterbehuizing en verwijder het
filterelement door de moer los te draaien.
Inspectie
Controleer het element op scheurtjes, gaatjes of elke andere vorm van
beschadiging door het element tegen het licht te houden of door een
lamp langs de binnenkant te halen.
Controleer de afdichtingsring achterop het element en vervang deze
als er sprake is van beschadiging.
Opnieuw monteren
Plaats het nieuwe element in de filterbehuizing. Zorg er hierbij voor dat
de afdichtingsring op de juiste wijze is bevestigd.
Reset de vervuilingsindicator door het rubbermembraan in te drukken.
Monteer de onderdelen van het stofreservoir. Zorg ervoor dat deze
onderdelen op de juiste wijze worden geplaatst.
Zorg ervoor dat alle klemmen goed vastzitten voordat u de machine
start.
VENTILATIE
Controleer altijd of de luchtuitlaten en –inlaten vrij zijn van vuil.
LET OP: u mag de uit– en inlaten NOOIT reinigen door lucht naar
binnen te blazen.
AANDRIJVING VAN DE KOELVENTILATOR
Controleer
periodiek of
de
ventilatornaaf niet loszitten. Als het om wat voor reden dan ook nodig
mocht blijken om de ventilator te verwijderen of de ventilatorbouten
aan te draaien, breng dan een goede kwaliteit borgmiddel aan op de
boutdraden en draai deze aan tot de aanhaalwaarde zoals
aangegeven in de TABEL MET AANHAALMOMENTEN verderop in dit
hoofdstuk.
Controleer de V–snaren regelmatig op slijtage en of ze nog de juiste
spanning hebben.
(of
vaker
in
stoffige
ventilator montagebouten
in
BRANDSTOFSYSTEEM
De brandstoftank moet dagelijks of iedere acht uur bijgevuld worden.
Om condensatie in de brandstoftank tot een minimum te beperken is
het aan te bevelen de machine aan het einde van elke werkdag na
uitschakeling bij te vullen. Iedere zes maanden moet het vocht en vuil
afgetapt worden.
BRANDSTOFFILTER-WATERAFSCHEIDER
De
brandstoffilter-waterafscheider bevat
periodiek
vervangen
ONDERHOUDSSCHEMA).
SLANGEN
Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijft
functioneren, dienen alle onderdelen van het luchtinlaatsysteem dat de
motorkoeling regelmatig aan een inspectie te worden onderworpen.
Controleer alle inlaatleidingen naar het luchtfilter en alle flexibele
slangen die worden gebruikt als lucht-, olie- of brandstofleiding. Doe dit
op de aanbevolen tijdstippen zoals aangegeven in het SERVICE-/
ONDERHOUDSSCHEMA.
Controleer alle leidingen regelmatig op scheurtjes, lekkages enz. en
vervang ze onmiddellijk indien ze zijn beschadigd.
ELEKTRISCH SYSTEEM
WAARSCHUWING: zorg ervoor dat u altijd de accukabels
ontkoppelt voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden
gaat verrichten
Controleer veiligheidsafslag–systeemschakelaars en de contacten van
de instrumentenpaneel relais op inbranding. Reinig waar nodig.
Controleer de mechanische werking van de onderdelen.
Controleer of de elektrische aansluitingen van de schakelaars en relais
goed vastzitten, dat wil zeggen losse bouten of schroeven omdat deze
oxidatie kunnen veroorzaken op kritieke plaatsen.
Controleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van
oververhitting. Dit kan zich onder meer uiten in de vorm van
verkleuringen, verschroeide kabels, vervormde onderdelen, scherpe
geuren en afgebladderde verf.
ACCU
Houd de aansluitpunten van de accu en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om corrosie tegen te gaan.
De bevestigingsklem moet dusdanig strak zitten dat de accu niet kan
verschuiven.
DRUKSYSTEEM
U dient elke 500 uur de buitenkant van het systeem (van het
schroefblok tot aan de uitlaatklep(pen)), inclusief slangen, leidingen,
de
verbindingen en de scheidingstank aan een inspectie te onderwerpen.
Daarbij dient u vooral te letten op zichtbare beschadigingen,
buitensporige corrosie, slijtage en wrijving. Tevens dient u te
controleren of alles goed vastzit. Onderdelen waarvan u niet zeker
weet of ze nog goed functioneren, dient u te vervangen voordat de
machine weer in bedrijf wordt genomen.
BANDEN/BAND/BANDENSPANNING
Raadpleeg hiervoor het hoofdstuk ALGEMENE INFORMATIE van dit
handboek.
ONDERHOUD
een
filterelement dat
moet
worden
(zie
23
SERVICE-/
7/53