Figuur 16
1. Afstandsstukken, achter
2. Montageflens van zijplaat
Afstandsstukken, achter
Het aantal afstandsstukken achter bepaalt de agressiviteit
van de maaistand van het maaidek. Bij een bepaalde
maaihoogte verhoogt de plaatsing van extra afstandsstukken
onder de montageflens op de zijplaat de agressiviteit van
het maaidek. U dient de maaistand van alle maaidekken
op een bepaalde machine dezelfde agressiviteit te geven
(aantal afstandsstukken achter, onderdeelnr. 106-3925), want
als dit niet het geval is, kan dit een negatief effect op het
maairesultaat hebben
(Figuur
Gazoncompensatie-instellingen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van
de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. (Dit
voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook
wel bekend als 'bobbing'.)
Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is
gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren
wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats.
1. Monteer de borgpen in het achterste gat in de veerstang
(Figuur
17).
Opmerking: Bij onderhoud van het maaidek beweegt
u de borgpen naar de opening van de veerstang naast
de gazoncompensatieveer.
3. Agressiviteit van
maaistand
16).
1. Gazoncompensatieveer
2. Borgpen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte
veer 15,9 cm bedraagt
Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer
1,27 cm langer zijn. De machine zal het grondoppervlak iets
minder goed volgen.
Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient
opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de
agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
Opmerking: Als het maaidek van de machine moet worden
verwijderd, beweeg de R-pen dan naar het voorste gat van
de veerstang
(Figuur
17). Breng de R-pen terug aan in het
achterste gat van de veerstang als u het maaidek terug op de
machine monteert.
Kettingschakels
De plaats waar de hefarmketting vastzit, bepaalt de steekhoek
van de achterrol
(Figuur
1. Hefketting
2. U-beugel
12
Figuur 17
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren
(Figuur
17).
18).
Figuur 18
3. Onderste gat