2.5.3 Controle van de draaipunten, boutverbindingen en lasnaden
Onderstel
-
Dissel.
Alle boutverbindingen – in het bijzonder de bouten van de dwarsliggers
aandraaien (D).
-
Bevestiging van de steunbenen.
(De constructie van de steunbenen tot de vierhoekige profielijzer)
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (A).
-
Bevestiging van de vierhoekige profielijzers aan het onderstel.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (B).
-
Verbinding tussen de draaikrans en het onderstel.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (E).
-
Bevestiging van de wielhouders aan het onderstel.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (C).
Cilinders
-
Bevestiging van de cilinders.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (G).
Kolom
-
Verbinding tussen de draaikrans en de kolom.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (E).
Balkensysteem
-
Draaipunt van de balken.
Controleren of er zich geen scheur vormen aan de lasnaden (F).
-
Knikpunt van de kleinste balk.
Controleren of er zich geen scheur aan de lasnaden of plooien aan de
profielijzers vormen (H).
- 31 -