Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Koelsysteem Reinigen; Bandenspanning Controleren; Onderhoud Van De Zekeringen; Onderhoud Van De Remmen - Toro ProLine 30314TE Gebruikershandleiding

Versnelling met t-bar, 13 pk, met 91 cm maaidek met zijafvoer
Inhoudsopgave

Advertenties

Het koelsysteem reinigen

Onderhoudsinterval/Specificatie
Voor elk gebruik moet u het koelsysteem van de motor
controleren en reinigen. Verwijder aangekoekt gras, vuil
of andere rommel van de cilinder en de koelribben van de
cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het
vliegwiel, de carburateur, de regelhendels en de
verbindingen. Dit zal mede zorgen voor een adequate
koeling en een correct motortoerental en zal de kans
verkleinen dat de motor oververhit raakt en technische
schade oploopt.

Bandenspanning controleren

Onderhoudsinterval/Specificatie
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Controleer de spanning
bij het ventiel om de 40 bedrijfsuren of maandelijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden
(Fig. 36). De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
Spanning van achterbanden: 83–97 kPa (12–14 psi)
Spanning van banden van zwenkwielen: 138–165 kPa
(20–24 psi)
Figuur 36
1. Achterband

Onderhoud van de zekeringen

Onderhoudsinterval/Specificatie
De elektrische installatie is beveiligd door middel van een
zekering. Deze behoeft geen onderhoud. Als de zekering
is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit
controleren op defecten of kortsluiting. Om de zekering te
vervangen, moet u de oude zekering eruit trekken
(Fig. 37) en een nieuwe zekering plaatsen.
Zekering F1–7,5 A, mes-type
1
2
m–6367
2. Band van zwenkwiel
32
1
Figuur 37
1. Zekering 7,5 A

Onderhoud van de remmen

Onderhoudsinterval/Specificatie
Voor elk gebruik moet u de remmen controleren op een
horizontaal oppervlak en een helling.
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de
machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Als de
parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen.
Remmen controleren
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
schakel de aftakas uit.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht
totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Stel de parkeerrem in werking. De wielen moeten
blokkeren wanneer u de machine vooruit probeert te
duwen.
4. Als de wielen niet blokkeren, moet u de remmen
afstellen. Zie Remmen afstellen, blz. 32.
5. Zet de rem vrij en druk heel zacht op de bovenste
duwboom, ongeveer 13 mm. De wielen moeten vrij
kunnen draaien. Als dit niet het geval is, zie Remmen
afstellen, blz. 32.
Remmen afstellen
De remhendel bevindt zich op de bovenste duwboom
(Fig. 16). Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze
afstellen.
1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
m–5206

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

250000001

Inhoudsopgave