Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet
de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen.
Vooruitrijden
1. Om vooruit te rijden, zet u de schakelhendel in een
vooruit-versnelling (Fig. 20).
2. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten,
blz. 20.
3. Druk langzaam op de bovenste duwboom om vooruit
te rijden (Fig. 20).
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk
uitoefenen op beide uiteinden van de bovenste duwboom
(Fig. 20).
Om een bocht te maken, vermindert u de druk op de kant
van de bovenste duwboom in de richting waarin u wilt
afslaan (Fig. 20).
Figuur 20
1. Bovenste duwboom
2. Onderste duwboom
1
2
3
m–6443
3. Schakelhendel
22
Achteruitrijden
1. Om achteruit te rijden, zet u de schakelhendel in de
achteruit.
2. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten,
blz. 20.
3. Druk de onderste duwboom en de handgreep langzaam
tegen elkaar om achteruit te rijden (Fig. 20).
De onderste duwboom
gebruiken
Op deze wijze kunt u een stoeprand oprijden. Dit kan
voorwaarts of achterwaarts gebeuren.
Opmerking: Bij sommige stoepranden kunnen de achter-
wielen geen contact maken met de stoeprand. In dit geval
moet u de machine in een hoek de stoeprand oprijden.
Waarschuwing
Een mes kan worden verbogen of beschadigd als u
een stoeprand oprijdt. Uitgeworpen stukjes mes
kunnen ernstig of zelfs fataal letsel van bestuurder
of omstanders veroorzaken.
• Laat de messen niet draaien als u een stoeprand
voorwaarts of achterwaarts oprijdt.