Tijdens het meten van isolatieweerstand kunnen aan de punten
van de meetpennen van de BENNING IT 101 gevaarlijke span-
ningen voorkomen. Denk er aan dat deze spanningen ook kun-
nen optreden aan blanke metaaldelen van het schakelcircuit.
Vermijd contact met de testpennen wanneer de draaischakelaar
J op positie 50 V, 100 V, 250 V, 500 V of 1000 V staat.
-
Maak het te meten schakelcircuit c.q. het object, spanningsvrij.
-
Kies met de draaischakelaar J de gewenste functie (MΩ)
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus M van
de BENNING IT 101.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Insulation L
van de BENNING IT 101.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
-
Bij een spanning vanaf 30 V AC/ DC wordt extra gewaarschuwd met behulp
van een knipperend waarschuwingssymbool (
spanning wordt aangelegd. De isolatieweerstandsmeting wordt dan afge-
broken. Schakel het schakelcircuit spanningsvrij en herhaal de meting.
-
Om de meting te starten, drukt u op de knop TEST 8 .
-
Druk op de blauwe knop 3 , om de isolatieweerstand of de lekstroom weer
te geven.
-
Om de isolatieweerstand continu te meten, drukt u eerst op de knop LOCK
6 en vervolgens op TEST 8 . De waarde wordt continu gemeten, tot de
knop TEST 8 of LOCK 6 nogmaals wordt ingedrukt.
Alvorens de meetleidingen te verwijderen, dient u de knop
TEST 8 los te laten en te wachten tot de spanning weer tot 0 V
is gedaald. Op deze manier worden de interne energiebuffers
van het te testen onderdeel via het meettoestel ontladen
-
Weerstandswaarden die groter dan het meetbereik zijn, worden op het
display 2 met ">" P weergegeven.
Zie fig. 5:
8.4.1
Compare-functie (vergelijkingsfunctie)
-
Het isolatieweerstandsmeettoestel BENNING IT 101 heeft 12 opgeslagen
grenswaarden: 100 kΩ, 200 kΩ, 500 kΩ, 1 MΩ, 2 MΩ, 5 MΩ, 10 MΩ,
20 MΩ, 50 MΩ, 100 MΩ, 200 MΩ en 500 MΩ.
-
Vóór het begin van de meting dient u op de knop COMP 4 te drukken, om
de grenswaarde te selecteren. In de vergelijkingsmodus verschijnt het sym-
bool "COMPARE" J, de geselecteerde grenswaarde wordt rechtsonder op
het display 2 vermeld. De vergelijkingsfunctie maakt een directe controle
op onderschrijding van de geselecteerde grenswaarde mogelijk.
-
Het groene PASS-controlelampje 7 brandt, als de gemeten waarde de
referentiewaarde (weerstandswaarde) overschrijdt.
-
Met een druk op de knop COMP 4 kan de grenswaarde geselecteerd en
geactiveerd worden.
-
Door de knop COMP 4 langer ingedrukt te houden (2 seconden), wordt de
vergelijkingsfunctie weer uitgeschakeld.
8.5 Polarisatie-index (PI) en diëlektrische absorptieratio (DAR)
-
Maak het te meten schakelcircuit c.q. het object, spanningsvrij.
-
Kies met de draaischakelaar J de gewenste functie (MΩ)
-
Om de polarisatie-index (PI) te bepalen, houdt u de knop LOCK 6 (PI/DAR)
langer ingedrukt (2 seconden). Op het display 2 verschijnt het symbool "PI"
L. Door nogmaals op de knop te drukken, kan worden gekozen tussen de
meting van de diëlektrische absorptieratio (DAR) of van de polarisatie-index
(PI). De gekozen meting (PI L of DAR K) wordt op het display 2 aange-
geven.
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus M van
de BENNING IT 101.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Insulation L
van de BENNING IT 101.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten.
-
Bij een spanning vanaf 30 V AC/ DC wordt extra gewaarschuwd met behulp
van een knipperend waarschuwingssymbool (
spanning wordt aangelegd. De meting wordt dan afgebroken. Schakel het
schakelcircuit spanningsvrij en herhaal de meting.
-
De knop TEST 8 start en onderbreekt de meting.
-
De blauwe knop 3 bepaalt de benodigde resttijd voor de waardebepaling.
-
Indien de meetwaarde het meetbereik overschrijdt, verschijnt op het display
de foutmelding "Err".
03/ 2009
Meten van isolatieweerstand (symbolisch)
BENNING IT 101
) R, vóór een vreemde
) R, vóór een vreemde
87