Inhoudsopgave
Advertenties
4 Montage en aansluiting
4
Montage en aansluiting
NL
4.1 Keuze van de standplaats
Neem bij de keuze van de standplaats voor de
behuizing de volgende aanwijzingen in acht:
– De lucht/water-warmtewisselaar dient verticaal te
worden gemonteerd en bediend (max. afwijking:
2°).
– De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn
dan +70°C.
– Er moet een condensafvoer kunnen worden
gerealiseerd (zie „4.4 Condensafvoer aansluiten",
pagina 9).
– Er moet een koelwatertoevoer en -retour kunnen
worden gerealiseerd (zie „4.5 Wateraansluiting
aansluiten", pagina 9).
– De op het typeplaatje van de wisselaar vermelde
netaansluitgegevens dienen te zijn gewaarborgd.
– Om het onderhoud goed te kunnen uitvoeren dient
het apparaat toegankelijk te worden gemonteerd.
4.2 Aanwijzingen bij de montage
4.2.1 Algemeen
– Let op of de verpakking niet is beschadigd. Elke
verpakkingsschade kan de oorzaak zijn van een
latere storing.
– De behuizing dient aan alle zijden te zijn afgedicht
(IP 54). Een ondichte behuizing heeft een hogere
condensopbouw tot gevolg.
– De luchtaanzuig- en -inblaasopeningen mogen in-
tern niet zijn gemodificeerd.
4.2.2 Opbouw van de elektronische
componenten in de behuizing
Let op! Gevaar voor condensvorming!
Zorg bij het plaatsen van de elektronische
componenten in de behuizing dat de ge-
koelde lucht van de lucht/water-warmte-
wisselaar niet op actieve componenten is
gericht. Zorg dat de gekoelde lucht niet
rechtstreeks op de warme luchtstroom
afkomstig van de actieve componenten,
zoals bijv. omvormers, is gericht. Dit kan
tot luchtkortsluiting leiden en een goede
klimatisering verhinderen of er zelfs de
oorzaak van zijn dat de lucht/water-warm-
tewisselaar de koeling vanwege de interne
veiligheidssystemen uitschakelt.
6
Afb. 3:
Gekoelde lucht niet rechtstreeks op actieve
componenten richten
Let vooral op de luchtstroom van de ventilatoren van
de elektronicacomponenten (zie afb. 3).
Opmerking:
Plaats de lucht/water-warmtewisselaar nooit
direct achter de montageplaat. Als de monta-
ge van de warmtewisselaar anders niet
mogelijk is, dienen geschikte luchtgeleider-
platen te worden toegepast en dienen lucht-
aanzuig- en luchtinblaasopeningen in de
montageplaat te worden aangebracht.
Zorg dat een gelijkmatige luchtcirculatie in de
behuizing is gewaarborgd. De luchtaanzuig-
en -inblaasopeningen mogen niet zijn gemo-
dificeerd, omdat het koelvermogen van de
warmtewisselaar dan afneemt. Bepaal de af-
stand tot de elektronische componenten en
andere inbouwcomponenten zodanig dat de
vereiste luchtcirculatie niet wordt gemodifi-
ceerd en daardoor belemmerd.
Afb. 4:
Effectieve luchtgeleiding in de behuizing
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding Rittal lucht/water-warmtewisselaars
200
Advertenties
Inhoudsopgave
