5
Inbedrijfstelling
Schakel de stroomtoevoer naar de lucht/water-
warmtewisselaar in nadat alle montage- en instal-
latiewerkzaamheden zijn afgerond.
De lucht/water-warmtewisselaar treedt in werking:
– met basiscontroller: De interne behuizingstem-
peratuur wordt weergegeven.
– met e-Comfortcontroller: Eerst verschijnt gedu-
rende ca. 2 sec. de softwareversie van de control-
ler, daarna verschijnt de interne behuizingstempe-
ratuur op het 7-segments display.
Nu kunt u uw individuele instellingen op de warmte-
wisselaar aangeven, bijv. insteltemperatuur of
(alleen bij e-Comfortcontroller) toewijzing van de
netwerkcode etc. (zie hoofdstuk „6 Bediening").
Opmerking begrenzen volumestroom
Bij een volumestroom >400 l/m zal het koel-
vermogen nauwelijks toenemen, en wordt
geadviseerd deze daarom te begrenzen.
Dit is mogelijk met het inregelventiel
3301.930 of 3301.940.
6
Bediening
Met behulp van de regeling (display) aan de voorzij-
de van de warmtewisselaar (afb. 1, nr. 2, pagina 4)
kunt u de lucht/water-warmtewisselaar bedienen.
6.1 Regeling met basiscontroller
Voor de warmtewisselaartypen 3363.1XX tot
3375.1XX.
6.1.1 Display-indicaties en systeemanalyse
H2 = Toetse
H1 = Weergaveterminal
H3 = Toetse
Afb. 19:
Display-indicaties en systeemanalyse van de
basiscontroller
6.1.2 Eigenschappen
De lucht/water-warmtewisselaar functioneert auto-
matisch, d.w.z. na het inschakelen van de voeding
draait de ventilator (zie afb. 2, pagina 4) continu en
zorgt voor een permanente luchtcirculatie in de be-
huizing. Het magneetventiel regelt de koelwater-
doorstroming overeenkomstig de ingestelde tempe-
ratuur.
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding Rittal lucht/water-warmtewisselaars
K
H4 = Toetse set/°F
1
K
2
5 Inbedrijfstelling
De ingebouwde basisregeling schakelt de lucht/wa-
ter-warmtewisselaar automatisch uit bij het bereiken
van de vast ingestelde schakelhysterese van 5 K.
6.1.3 Algemene informatie bij de programmering
Met de toetsen H2, H3 en H4 (afb. 19) kunt u
3 parameters binnen het aangegeven bereik (min.-
waarde, max.-waarde) wijzigen. In de tabellen 6 en
7 op pagina 14 wordt weergegeven welke parame-
ters u kunt wijzigen.
6.1.4 Bediening van de basiscontroller
De weergaveterminal „H1" bevat een 7-segments
display met drie posities voor het weergeven van de
temperatuur in °C en van systeemmeldingen. De ac-
tuele interne behuizingstemperatuur wordt perma-
nent weergegeven. Bij een opgetreden systeemmel-
ding verschijnt deze weergave afwisselend met de
binnentemperatuur.
Opmerking:
De insteltemperatuur is bij de basiscontroller
door de fabriek op +35°C ingesteld. Om
energiebesparingsredenen dient u de instel-
temperatuur niet lager in te stellen dan nodig.
6.1.5 Temperatuurinstelling
De instelwaarde van de interne behuizingstempera-
tuur is door de fabriek ingesteld op 35°C. Druk om
de waarde te wijzigen gedurende 1 sec. op toets
▼
„H2" (▲ K
) of „H3" (
K
1
2
schijnt, bevestig deze waarde dan met Set-toets
„H4".
Vervolgens kan de instelwaarde met behulp van
toets „H2" (▲ K
) of „H3" (
1
parameters (+20°C tot +55°C) worden gewijzigd.
Druk gedurende 5 sec. op de Set-toets „H4" om de
nieuwe waarde op te slaan. De actuele interne be-
huizingstemperatuur wordt permanent weergege-
ven.
Storings-
Systeem-
Oorzaak
nummer
melding
HI
Interne
Koelvermogen te
behuizings-
gering/warmtewis-
temperatuur
selaar ondergedi-
te hoog
mensioneerd/
warmtewisselaar
defect
LO
Interne
Omgevings-
behuizing-
temperatuur te laag/
stemperatuur
geen vermogens-
te laag
verlies in de behui-
zing
E0
Temperatuur-
Storing, ontkoppe-
sensor defect
ling of defect tem-
peratuursensor
Tab. 5: Waarschuwingen op het display
) tot °1 op het display ver-
▼
K
) in de aangegeven
2
Oplossing
Koelvermo-
gen controle-
ren/
warmte-
wisselaar
controleren
Warmte-
wisselaar
controleren
Controle en
indien nodig
vervanging
van sensor-
kabel
13
NL