De zekeringen
onderhouden
De elektrische installatie is beveiligd door middel
van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud.
Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter
het onderdeel of circuit controleren op defecten of
kortsluiting.
Zekeringtype:
•
Hoofdleiding – F1 (25 A, steekzekering)
•
Laadcircuit – F2 (15 A, steekzekering)
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de
rijhendels naar buiten in de
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot
de zekeringen.
4.
Om een zekering te vervangen, trekt u de
zekering eruit
(Figuur
Figuur 51
1. Laadcircuit (15 A)
5.
Zet de stoel omlaag.
.
PARKEERSTAND
51).
g293931
2. Hoofdstroom (25 A)
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsu-
ren—Bandenspanning controleren.
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het
ventiel
(Figuur
52). De bandenspanning kan het best
bij koude banden worden gecontroleerd.
Pomp de voorste zwenkwielbanden op tot 2,06 bar of
tot de bandenspanning die is aangegeven op de wang
van de band. Kies hierbij de laagste bandenspanning.
Pomp de banden van de achteraandrijfwielen op tot
0,9 bar.
1. Ventiel
44
Figuur 52
g000554