5
Aansluiting "EtherCAT"
5.1
Verbindingen
1
2
4
Projectering
5.2
Apparaatidentificatie
Via de aansluiting (5-polige bus, M12, D-gecodeerd) met de aanduiding "EtherCAT" op
de aandrijfelektronica kan de turbopomp op een EtherCAT-bussysteem worden aange-
sloten. De interface is galvanisch beveiligd tegen de maximaal optredende voedings-
spanning van de aandrijfelektronica.
Pin
1
2
3
3
4
◄ OUT
Fig. 5:
TC 1200 EC, EtherCAT kabelverbinding tot stand brengen
EtherCAT spezificatie in acht nemen!
Ingaande kabel uit de richting besturing op EtherCATIN aansluiten.
Busverbinging naar andere apparaten op EtherCATOUT aansluiten.
Het gebruik van ethernet switches en hubs is niet voorzien.
Voor de projectering het ESI-bestand "TC 1200 EC.xml" gebruiken (meegeleverd).
EtherCAT-apparaten worden in principe door hun positie in de bus geadresseerd. Een
klassieke instelling van het adres is niet nodig.
ID-schakelaar (hexadecimaal) voor de optionele keuze van de apparaatidentificatie.
Apparaat-ID op 0 zetten (0 x 100, 0 x 10, 0 x 1)
Op de geprojecteerde positie in de bus letten.
Om de aangegeven beschermingswijze te bereiken, rubberdoppen recht en zo diep
mogelijk in de keuzeschakelaars steken.
Extra identificering in de bus
Onder bepaalde voorwaarden kan een extra (handmatige) identificering nuttig zijn, bijv.
bij risico van verwisseling van meerdere soortgelijke apparaten ten gevolge van ver-
keerde bekabeling.
● Hiervoor staan verschillende configuratiemogelijkheden ter beschikking.
Toewijzing
Tx+
Rx+
Tx-
Rx-
► IN
Aansluiting "EtherCAT"
► IN
11