quentie wordt geregeld) wordt nu de versterking ingesteld.
De versterkte spanning wordt toegevoerd aan de platen
voor horizontale deflectie, waarbij weer de omkeertrap
(Bll) wordt gebruikt. In de omkeertrap bevindt zich de
bijstelcondensator C51, waarmee een zodanige instelling
wordt verkregen, dat zowel de zaagtandspanning van de
tijdbasis als een eventuele rechthoekspanning (bij gebruik
als versterker) in de juiste vorm aan de elektronenstraal-
buis worden doorgegeven. Deze instelling geschiedt bij de
fabricage.
5. Voedingsgedeelte
Voeding van versterker en tijdbasisgenerator —Door
_
'
" ~0z
_
middel van de gelijkrichtbuis Blo wordt een gelijkspanning
van ca. 360 V verkregen (fig. 9). Voor verschillende
doeleinden (o.a. ter vermijding van de invloed van net-
spanningsvariaties op de synchronisatie) is een zeer con-
stante spanning nodig, die wordt verkregen met behulp
van een elektronische spanningsstabilisator, die de spanning van 360 V omzet in een gestabiliseerde spanning van
250 V. Bovendien is nog een extra afvlakflilter aangebracht, zodat tenslotte een spanning van 245 volt beschikbaar
is, die zeer constant is en vrij van rimpel.
De werking van de stabilisator is als volgt:
De gelijkspanning van 360 V wordt toegevoerd aan de anode van de regelbuis Be. De gestabiliseerde spanning wordt
afgenomen van de katode. Deze katodespanning wordt constant gehouden door de invloed van de spanning op het
stuurrooster, welke spanning wordt geleverd door de anode van B~. Het stuurrooster van deze laatste buis is via een
spanningsdeler (Rlll) aangesloten op de uitgangsspanning. Neemt de uitgangsspanning iets toe, dan wordt het rooster
van B~ minder negatief en dus de anode minder positief, evenals het stuurrooster van Be. Dit heeft tot gevolg, dat
de stroom van Be vermindert en de uitgangsspanning afneemt. De uitgangsspanning kan dus slechts zeer weinig
veranderen en wel minder naar mate de versterking van de schakeling met B, groter is. De neonbuis Laz vervult
hierin de functie van referentiebuis. Deze buis is opgenomen in de katodeteken van B„ zodat de spanning,
afgenomen van Riii. wordt vergeleken met de spanning op LaQ (+85 V). Door instellen van Rlll (in de fabriek
ingesteld) kan de grootte van de uitgangsspanning worden geregeld.
Om de ontsteking van Lat te bevorderen wordt de hulpanode gevoed door een spanning van +250 V. Evenzo
wordt La3 ontstoken, die een spanning levert van —85 V. Deze spanningen worden ook gebruikt bij de instelling
van de horizontale en de verticale verschuiving (R1R1' resp. RZR2').
Hoogspanningsvoeding van elektronenstraalbuis —
De pentode B9, die als gelijkrichtbuis is geschakeld, levert
een hoogspanning van —1200 V (fig. 10). Om de in-
vloed van netspanningsvariaties en van de rimpelspanning
te verminderen is een tweede pentode Bs gebruikt, die
als stabilisator is geschakeld. Het stuurrooster van BB
is via een spanningsdeler aangesloten op de uitgangs-
spanning van B9. Indien deze spanning toeneemt, wordt
ook het stuurrooster van Be meer negatief, waardoor een
grotere spanningsval over BR ontstaat, zodat de uitgangs-
spanning, die het verschil is van de spanning over C84
en over Bs, slechts weinig stijgt. Met R119 wordt de
grootte van de spanning over B8 ingesteld, hetgeen uiter-
aard bij de fabricage reeds is geschied.
Fig. 9
Laagspanningsvoeding
C~
Bg
Ria1
+asov
Rni
Rup
Rn9 Rt~e
km
~65
e8
1700V
Fig. 10
Hoogspanningsvoeding
77703
~noz
6. Elektronenstraalbuis (fig. 11)
Symmetrische sturing — Om een goede beeldkwaliteit te verkrijgen wordt symmetrische sturing van de deflectie-
platen toegepast. Daarbij wordt de ene plaat juist zoveel positief als de andere negatief wordt (t.o.v. de versnellings-
anode a2). Midden tussen de platen is de potentiaal dus gelijk aan de anodepotentiaal. Deze is nul, omdat de
anode met aazde is verbonden. De symmetrische sturing voor de horizontale deflectie wordt verkregen door middel
van de omkeertrap Bll (fig. 7). Doordat de versterker voor verticale deflectie een balansuitgang bezit, kan de
spanning daarvan rechtstreeks aan de platen voor verticale deflectie worden toegevoerd.
Beeldverschuiving —Voor de verschuiving van het beeld in horizontale of verticale richting wordt in beide gevallen
gebruik gemaakt van een schakeling met twee potentiometers (Rl + Rl' resp. RZ -{- Rz'), waarmede gelijke hulpspan-
ningen van tegengestelde potentiaal aan het desbetreffende platenpaar kunnen worden toegevoerd.
Anodespanning — De anodespanning van de buis bedraagt ca. 1200 volt. Aangezien de anode is geaard, moet de
katode dus op een spanning van — 1200 volt staan. Deze spanning wordt geleverd door de gelijkrichtbuis Be.
Op de naversnellingsanode staat een spanning van ca. 360 V. I-Iet is ook mogelijk voor dit doel een externe spanning
te gebruiken (tot maximum 2000 V). Hierdoor worden de beeldscherpte en de helderheid belangrijk vergroot.
7