ONDERHOUD EN REINIGING
9. Ventilatoren en ontstekingen: eenmaal per jaar de venti-
latoren (14) en ontstekingen (15) demonteren en met pers-
lucht uitblazen. Let op: eerst de stekker uittrekken.
Voor grondige reiniging van de ontstekingen, zie hoofdstuk
"Ontsteking/onderhoud/storing".
Let op: onderdelen nog niet demonteren! Eerst punt 10
uitvoeren.
10. Reiniging onder de traproosters: de ontstekingen
(15) en de primaire-luchtventilator (16) moeten gedemonteerd
worden. Bekledingsdeksel (17) losschroeven, om aan het
daaronder liggende onderhoudsdeksel (18) ter geraken.
Onderhoudsdeksel demonteren en de ruimte (19) onder de
traproosters schoonmaken.
11. Vliegaslade: de achterste vliegaslade (20) moet eenmaal
per jaar op overbevulling gecontroleerd worden.
Achterste bekleding demonteren, secundaire-ventilator-
flens (21) demonteren, binnenste onderhoudsdeksel (22)
losschroeven.
12. Vliegasmotor: in manuele bediening Nr.2c de vliegasmotor
(23) met "+" toets op werking testen.
Onderhoud van aanvoersysteem
Onderhoud roerwerk en toevoervijzel
1. Flenslager en ketting (1/2) minstens eenmaal per jaar smeren en indien nodig bijspannen.
2. Brandklep (3) op werking en dichtheid controleren.
3. Vijzelkoppeling van de toevoervijzel (4) jaarlijks eenmaal smeren. Daarop de afdekschijf (5) van de toevoervijzel verwijderen.
Als de smeernippels op de vijzel niet naar boven staan, moet met de "+" toets (manuele bediening Nr.3) de vijzel vooruit
gedraaid worden tot de smeernippel naar boven staat.
4. Na elke lediging van het reservoir moeten vreemde voorwerpen (bv. stenen, ijzerdeeltjes, grote houtstukken, etc.) uit de
toevoervijzel verwijderd worden.
5. De toevoervijzelaandrijving moet elke 5 jaar op transmissievetpeil (3/4 gevuld) gecontroleerd worden. Elke 10 jaar moet het
transmissievet vernieuwd worden.
•
p. 3.2