Patroon sequencer
Het afspeeltype specificeren
(TYPE)
1.
In het PATTERN PART scherm (p .91) drukt u op de
[F3] (FUNC) knop .
2.
Druk op de [F2] (TYPE) knop .
Het PATTERN TYPE scherm verschijnt.
3.
Gebruik de cursor [ ][ ] knoppen om de
parameter te selecteren .
4.
Gebruik de [-] [+] knoppen of de draaiknop om
instellingen te maken .
Parameter
Waarde
Dit specificeert hoe het patroon wordt afgespeeld.
LOOP
ONE
SHOT
Play Type *
TAP
98
Uitleg
Nadat het patroon helemaal tot het eind
is afgespeeld, wordt het herhaald, vanaf
het begin van het patroon. Het afspelen
gaat door totdat de [STOP] knop wordt
ingedrukt.
Loop is bruikbaar voor oefenen en
optredens.
Het afspelen stopt wanneer het eind van
het patroon is bereikt.
Dit is een handige optie om te gebruiken
als patronen aan de pad worden toege-
wezen (Pad Pattern, p.60). Elke keer dat
u op het pad slaat waaraan het patroon
is toegewezen, begint dit automatisch
vanaf het begin van het patroon.
Als dit op Pad Pattern is ingesteld
(p.60), worden de klanken in sequens
afgespeeld, elke keer dat het pad wordt
ingedrukt. (U kunt de [PLAY] knop
gebruiken in plaats van een pad).
Als u bijvoorbeeld 'TAP' specificeert voor
een patroon dat een melodielijn bevat en
dit patroon aan een pad toewijst, kunt u
de noten van de melodie opeenvolgend
spelen, elke keer dat u op het pad slaat.
U kunt de 'Tap Reset Time' instellen, zodat
het patroon automatisch naar het begin
terugkeert als dat tijdsinterval verstrijkt
zonder dat het betreffende pad opnieuw
is aangeslagen. U kunt ook een baslijn
met de basdrum spelen.
MEMO
Wanneer Realtime Recording wordt
gebruikt (p.99) om patronen die
voor TAP afspelen worden gebruikt
op te nemen, maakt u de Quantize
instellingen (p.99) voordat u met
opnemen begint.
Parameter
Waarde
Play Type
MVC
OFF,
Tap Reset
0.2–4.0
Time
sec
Quick Play OFF, ON
* Wanneer een leeg patroon is geselecteerd, kunt u Play
Type niet op 'TAP' of 'MVC' instellen. Specificeer het Play
Type na de opname.
5.
Druk op de [EXIT] knop om naar het PATTERN
scherm terug te keren .
MEMO
U kunt de Velocity van het gespeelde patroon laten
veranderen volgens de sterkte waarmee het pad
wordt aangeslagen (Pad Pattern Velocity). Zie p.60.
Een patroon een naam geven (NAME)
U kunt elk patroon een naam geven (maximaal 12
tekens).
1.
In het PATTERN PART scherm (p .91) drukt u op de
[F3] (FUNC) knop .
2.
Druk op de [F5] (NAME) knop .
Het PATTERN NAME scherm verschijnt.
3.
Bewerk de naam .
Voor details over het bewerken van een naam, kijkt u bij
'Een naam toewijzen' (p.29).
4.
Druk op de [EXIT] knop om naar het PATTERN
scherm terug te keren .
Uitleg
Dit is een 'TAP' instelling speciaal voor de
VISUAL CONTROL (p.146).
Elke keer dat u op het pad slaat of de
[PLAY] knop indrukt, schakelt u naar het
volgende beeld over.
Deze functie laat u automatisch naar het
begin van het patroon terugkeren, als
dat patroon gedurende een bepaalde tijd
tijdens Tap Play niet is gespeeld.
Als de hier gespecificeerde tijd is
verstreken nadat het patroon voor het
laatst werd gespeeld, keert het patroon
naar zijn begin terug, de volgende keer
dat u het afspeelt. Als dit op 'OFF' is
ingesteld, is deze functie uitgeschakeld.
Als er een leeg gedeelte aan het
begin van de uitvoeringsdata is, kunt u
specificeren of het afspelen begint waar
de noten beginnen (ON) of aan het begin
van de uitvoeringsdata begint, het lege
gedeelte inbegrepen (OFF).
Dit is handig als Play Type op 'ONESHOT'
is ingesteld.