Wanneer u de vernieuwingsfrequentie bepaalt, stelt u zowel de verticale als horizontale frequentie in.
5. Klik op de knop [OK] om het venster te sluiten en klik op de knop [OK] in het venster <Eigenschappen voor beeldscherm> om
dat venster te sluiten.
6. Schakel de computer uit en sluit deze aan op de projector.
•
De installatieprocedure kan verschillen, afhankelijk van het type computer en de versie van Windows.
(Zo kan bijvoorbeeld [Eigenschappen] worden weergegeven in plaats van [Eigenschappen (R)] zoals weergegeven in
1.)
•
De projector ondersteunt een kleurkwaliteit van 32 bit (per pixel) wanneer deze wordt gebruikt als beeldscherm voor de
computer.
•
De geprojecteerde beelden kunnen afwijken van de beelden op het beeldscherm, afhankelijk van de fabrikant van het
beeldscherm of de versie van Windows.
•
Controleer of de instellingen van de computer overeenkomen met de weergave-instellingen die door deze projector
worden ondersteund wanneer u de projector aansluit op een computer. Als dit niet het geval is, ondervindt u mogelijk
signaalproblemen.
2-13
Installatie en aansluiting