INSTALLATIE
De omstandigheden in de ruimte moeten
ook zorgen voor de luchttoevoer die
essentieel is voor de juiste verbranding
van het gas. De luchttoevoer mag niet
minder zijn dan 2m3/u per 1 kW
brandervermogen.
De lucht kan rechtstreeks van buiten
worden aangevoerd via een pijp met
een minimum doorsnede van 100 cm²
of rechtstreeks van andere ruimten die
voorzien zijn van een ventilatiesysteem
naar buiten.
Indien het toestel gedurende lange tijd
en intensief wordt gebruikt, is het
noodzakelijk een raam te openen om
de ventilatie te verbeteren.
Flessengas is zwaarder dan lucht, dus
blijft het dicht bij de grond. Panden
waar flessen flessengas staan, moeten
zijn voorzien van een ventilatiesysteem
naar buiten, zodat het gas in geval van
een lek kan ontsnappen. Om dezelfde
reden mogen gasflessen, zowel lege
als gedeeltelijk gevulde, niet in een
kelder
(b.v.
geplaatst
of
mogen niet worden geplaatst in de
buurt van warmtebronnen (kachels,
open haarden, ovens, enz.) die de
temperatuur in de cilinder boven de
50°C kunnen doen stijgen.
een
kelder)
worden
opgeslagen.
Cilinders
18