2
Draai aan de draaiknop van de sub-camera
om de op-/neerhoek ervan bij te stellen.
Door de draaiknop van de sub-camera naar links te
draaien:
De sub-camera wordt omlaag gericht.
Door de draaiknop van de sub-camera naar rechts te
draaien:
De sub-camera wordt omhoog gericht.
≥ U kunt de op- of neerhoek tot ongeveer 20e bijstellen
vanuit positie F.
3
De opname starten.
≥ Draai de sub-camera in de gewenste stand.
≥ Houd dit toestel tijdens een opname doorgaans vast zoals
de afbeelding toont.
∫ Weergeven of verbergen van het sub-
venster
Raak
aan.
≥ Telkens wanneer u op de icoon drukt, kunt u het sub-venster
laten weergeven of verbergen.
≥ Als het sub-venster verborgen is, zal het beeld van de sub-
camera niet opgenomen worden.
Verlaten van de tweelingcamerafunctie
Draai de sub-camera naar een positie binnen het bereik van C ( 0 e tot ongeveer 30 e).
≥ Het duurt enige tijd voordat het sub-venster verschijnt.
≥ Als het sub-venster niet verschijnt, raak dan
positie binnen bereik C (0e tot ongeveer 30e) en draai hem vervolgens naar een positie binnen
bereik D (ongeveer 30e tot 270e).
≥ De sub-camera is ingeschakeld zolang
≥ Afhankelijk van de opname-omstandigheden kunnen de hoofdcamera en de sub-camera een
andere kleurbalans, helderheid en instellingen hebben.
E Draaiknop sub-camera
aan of zet de sub-camera opnieuw op een
weergegeven wordt.
- 47 -