Gebruikershandleiding
Stap 6 Selecteer de gewenste meetpunten, klik op Read-back (aflezen) om de meter realtime af te
lezen en te controleren of de ingestelde parameter klopt.
De ingestelde parameter van het meetpunt klopt alleen wanneer de afleeswaarde
overeenstemt met de weergegeven waarde op de meter.
Stap 7 Wanneer de afleeswaarde overeenstemt met de weergegeven waarde op de elektriciteits-
meter, klikt u op Save Template (sjabloon opslaan) om de meetpuntinstelling van deze
meter(s) als sjabloon op te slaan.
Stap 8 Typ een naam voor de sjabloon in het dialoogvenster en klik op Confirm om de sjabloon op
te slaan.
De sjabloonnaam moet bestaan uit een combinatie van cijfers, letters, streepjes
en onderstrepingstekens, met letters aan het begin en een maximale lengte van
32 bits.
Stap 9 Klik op Confirm in het configuratievenster voor meetpunten om het apparaat toe te voegen
en de instellingen op te slaan.
- - Einde
7.8.1.7 Meteostation van derden toevoegen (Import Files, bestanden importeren)
Stap 1 Klik op "Device (apparaat)→Device List (apparatenlijst)" om naar het bijbehorende
scherm te gaan.
Stap 2 Klik op Add device (apparaat toevoegen), selecteer Meteostation bij Device Type
(apparaattype).
Stap 3 Selecteer de poort (COM1/COM2/COM3) waarop het meteostation is aangesloten bij Port.
Stap 4 Selecteer Others (overige) bij Device Model (apparaatmodel).
Stap
5
Selecteer
(configuratiemethode).
Stap 6 Selecteer de bijbehorende sjabloon voor het meetpunt in het configuratiebestand. Of klik
op het pictogram
Stap 7 Voer een waarde in voor Beginning Address (beginadres) en Quantity of Device (appa-
raatnummer). Klik op Save (opslaan).
De Modbus ID-adressen van de apparaten die op dezelfde COM-poort van de
Logger1000 zijn aangesloten, moeten van elkaar verschillen.
- - Einde
Import
Files
(bestanden
om het configuratiebestand te importeren.
importeren)
bij
Configuration
7 Webinterface
Method
49