3.7.2 Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de
opleveringstest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbe-
drijfstelling of in "tijdelijke" situaties is niet toegestaan.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat tenminste
bestaat uit: de overzichtstekening (bijvoorbeeld afbeelding 1), het elek-
trisch bedradingsschema (bijvoorbeeld afbeelding 56), een analyse van de
risico's en de toegepaste oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen
van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen. Gebruik voor GD0 bij-
lage 1 "CE-Conformiteitsverklaring voor de onderdelen van de GD0 ".
2 Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de volgende
gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verant-
woordelijk voor de "inbedrijfstelling"), serienummer, bouwjaar en "CE"-
keurmerk.
3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef hem aan de eigenaar van de
automatisering. Hiervoor kunt u bijlage 2 "CE-conformiteitsverklaring "
gebruiken.
4 Maak een gebruiksaanwijzing en geef deze aan de eigenaar van de
automatisering. Hiervoor kan bijvoorbeeld ook "Bijlage 3 GEBRUIKS-
AANWIJZING" gebruikt worden.
5 Maak een onderhoudsplan met daarin de onderhoudsvoorschriften
voor alle inrichtingen van de automatisering en geef dit aan de eigenaar
van de automatisering.
6 Bevestig een etiket of een plaatje met aanwijzingen voor de ontgren-
deling en handbediende manoeuvre zodanig dat het niet los kan laten
(gebruik de afbeeldingen uit de bijlage 3 "Gebruiksaanwijzing").
4 Onderhoud
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige inachtne-
ming van de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding en vol-
gens de van kracht zijnde wettelijke voorschriften en regelgeving.
De inrichtingen voor de automatisering GD0 vragen geen bijzonder
onderhoud. Controleer echter regelmatig, tenminste om de zes maan-
den, of alle inrichtingen goed werken.
4.1 Sloop en afvalverwerking
GD0 bestaat uit verschillende soorten materiaal, enkele daarvan kunnen
hergebruikt worden (aluminium, plastic, elektriciteitskabels; voor andere
is afvalverwerking vereist (kaarten met elektronische elementen).
LET OP: sommige elektronische componenten zouden vervuilen-
de stoffen kunnen bevatten. Laat ze niet in het milieu achter. Stel
u op de hoogte van de recyclingsystemen of afvalverwerking voor
GD0 en houd u daarbij aan de plaatselijk geldende voorschriften.
1 Ontkoppel de automatisering van het elektriciteitsnet dor de stekker uit
het stopcontact te halen.
7 Informeer vóór de inbedrijfstelling de eigenaar uitvoerig over de nog
aanwezige gevaren en risico's.
8 Bevestig een etiket of een plaatje met deze afbeelding (minimale hoog-
te 60mm) met de tekst LET OP – BEKNELLINGSGEVAAR zodanig dat
het niet los kan laten.
Afbeelding 67
Voer hiertoe alle tests en controles uit die in paragraaf 3.7.1 "Opleve-
ringstest" voorzien zijn evenals wat in paragraaf 7.3.3 "Onderhouds-
werkzaamheden die de gebruiker zelf mag uitvoeren " voorzien is.
Indien er nog andere inrichtingen zijn, volg dan de aanwijzingen van het
desbetreffende onderhoudsplan daarvoor.
2 Demonteer alle inrichtingen en toebehoren in omgekeerde volgorde als
beschreven is in hoofdstuk 3 "Installatie".
3 Haal de batterijen uit de radiozenders.
4 Verwijder de elektronische kaarten.
5 Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en geef
deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afvalverwerking
daarvan bezighouden.
6 Ontdoe u via de daarvoor bestemde afvalverzamelcentra van de over-
gebleven structuren.
Aanwijzingen GD0 19