11. Ingebruikname
a) Meetapparaat inschakelen
Het meetapparaat wordt via de draaischakelaar ingeschakeld. In de schakelaarpositie "OFF" is het meetapparaat
uitgeschakeld.
Voor het inschakelen, draait u de draaischakelaar naar de gewenste meetfunctie.
b) Bedieningspaneel
Het bedienen en instellen van het meetapparaat geschiedt met behulp van
de diverse knoppen. De knoppen hebben de volgende functies:
Met de MODE-knop kunt u omschakelen tussen de bereiken die dubbel of meervoudig bezet
zijn (bijv. AC/DC-omschakeling). Met elke keer drukken schakelt u de functie om.
De HOLD/ESC-knop heeft verschillende functies, afhankelijk van de huidige bedienings-
modus. In de normale meetmodus wordt de huidige gemeten waarde of scherminhoud
geregistreerd. Een geregistreerde meetwaarde wordt op het display aangegeven door het
symbool "HOLD" weergegeven.
Let er tijdens het meten op dat vóór een meting deze functie niet actief is. Wanneer de
HOLD-functie actief is, wordt geen correcte meetwaarde weergegeven.
In het instellingenmenu kan het menu direct worden verlaten met de "ESC" -knop.
Met de RANGE-knop kunt u overschakelen van de standaardinstelling automatische
bereikskeuze (Auto Range) naar de manuele bereikskeuze (Manual Range). Dit is nodig als
de automatische bereikselectie niet de gewenste resolutie vertegenwoordigt of vaak schakelt
tussen twee meetwaarde-resoluties in het meetbereik. Met elke keer drukken schakelt een
meetbereik hoger en begint bij het einde weer met het kleinste meetbereik.
Handmatige bereikselectie kan worden gedeactiveerd door lang op de knop "RANGE" (> 1s)
te drukken. Auto Range is weer actief.
De IR-knop heeft twee functies.
Kort indrukken schakelt over van multimetermodus naar de warmtebeeldmodus en terug.
Lang drukken (>1s) activeert of deactiveert de led-lamp aan de achterkan.
Met de cursorknoppen kunt u de overeenkomstige parameters in het instellingsmenu instel-
len. De 4 pijlmarkeringen geven hierbij ook de menurichtingen weer.
In de meetmodus worden verschillende functies weergegeven in de onderste rand van het
display. Deze zijn meestal voorzien van pijlmarkeringen. Om deze functies te selecteren,
drukt u op de bijbehorende cursorknop met het aangegeven pijl.
Voorbeelden:
Als er geen pijlen worden weergegeven in de functievelden, zijn de lokale knoppen "MODE"
of "HOLD" verantwoordelijk voor deze functies.
De menuknop bevindt zich in het centrum van de cursorknoppen en opent het instellingsme-
nu. In het instellingsmenu wordt deze knop gebruikt als een bevestigingsknop (Enter).
Bij langdurig drukken (>1s) wordt het menu net zoals bij de ESC-knop beëindigt.
158