Plaatsen (toestel met oortip)
1. Hang het toestel over de bovenkant van uw oor.
2. Pak het slangetje beet bij de kromming en duw de oortip in de gehoorgang. De oortip moet ver genoeg
in de gehoorgang worden geplaatst, zodat het geluidsslangetje zo dicht mogelijk tegen uw hoofd ligt.
3. Als de audicien u een conchasteun heeft gegeven, zorg dan dat deze is geplaatst in de inkeping boven
de oorlel.
4. Als de oortip goed is geplaatst zou het slangetje niet zichtbaar mogen uitsteken wanneer u recht in de
spiegel kijkt.
5. Indien het toestel fluit, komt dit waarschijnlijk doordat de oortip niet correct in de gehoorgang is gep-
laatst. Er zouden andere oorzaken kunnen zijn, zoals oorsmeer in de gehoorgang. Het is ook mogelijk
dat de instellingen van het toestel niet optimaal zijn. Voor het oplossen van deze problemen kunt u
contact opnemen met uw audicien.
14
Uitnemen:
1. Neem het slangetje of het trekkoordje (wanneer u gebruik maakt van een oorstukje) tussen duim en
wijsvinger en trek de tip uit de gehoorgang.
2. Haal het hoortoestel achter uw oor vandaan
i
Opmerking: Probeer nooit zelf uw hoortoestel, oorstukje of geluidsslangetje te buigen of
van vorm te veranderen.
15