Informatie over de syntaxis van PCL 6- en PCL 5e-
printeropdrachten
Vergelijk de volgende tekens alvorens printercommando's te gebruiken:
Kleine letter l:
Cijfer één:
In veel printeropdrachten worden de kleine letter l (l) en het cijfer één (1) of de hoofdletter O
en het cijfer nul (0) gebruikt. Deze tekens verschijnen wellicht niet op uw beeldscherm zoals
hier getoond. In de PCL 6- en PCL5e-printeropdrachten moet u deze tekens (letter of cijfer,
hoofdletter of kleine letter) precies zo gebruiken als ze hier worden opgegeven.
In de volgende afbeelding worden de elementen van een gewone printeropdracht verklaard
(in dit geval een opdracht voor de afdrukstand van de pagina).
1
2
3
4
5
Escape-reeksen combineren
Escape-reeksen kunnen worden gecombineerd in één tekenreeks. Er zijn drie belangrijke
regels die u moet volgen bij het combineren van programmacode:
1. De eerste twee tekens na het E
2. Bij het combineren van escape-reeksen moet de hoofdletter aan het einde in elke
3. Het laatste teken van de gecombineerde escape-reeks moet een hoofdletter zijn.
De volgende escape-reeks wordt bijvoorbeeld naar de printer gestuurd om Legal-papier,
liggende afdrukstand en 8 regels per inch te selecteren:
E
c
Met de volgende escape-code worden dezelfde printeropdrachten verzonden door deze te
combineren in een kortere reeks:
E
c
210
Bijlage E Printeropdrachten
l
1
1
2
Escape-teken (hiermee begint elke escape-reeks)
Geparameteriseerd teken
Groepsteken
Waardeveld (bevat letters en cijfers)
Eindteken (hoofdletter)
groepstekens. Deze tekens moeten gelijk zijn in alle opdrachten die worden
gecombineerd.
afzonderlijke escape-reeks worden veranderd in een kleine letter.
&l3AE
&l1OE
&l8D
c
c
&l3a1o8D
Hoofdletter O:
Cijfer 0:
3
4
5
-teken zijn de geparameteriseerde tekens en
c
O
0
NLWW