●
Zie
Berichten van het bedieningspaneel interpreteren
afgedrukt en er een bericht wordt weergegeven op het bedieningspaneel.
●
Controleer vanaf de computer of de printer het afdrukken heeft onderbroken.
Druk op
S
om door te gaan.
TOP
●
Als de printer op een netwerk is aangesloten, controleert u of u op de juiste
printer afdrukt. Sluit de computer rechtstreeks op de printer aan met een
parallelle kabel of een USB-kabel, wijzig de poort in LPT1 en probeer
opnieuw af te drukken, om uit te sluiten dat het een netwerkprobleem is.
●
Controleer de aansluitingen van de interfacekabels. Koppel de kabel los van
de computer en de printer en sluit deze opnieuw aan.
●
Test de kabel op een andere computer.
●
Als u een parallelle aansluiting gebruikt, controleert u of de kabel compatibel
is met IEEE-1284.
●
Als de printer zich in een netwerk bevindt, drukt u een configuratiepagina af.
(Zie Configuratiepagina.) Als een HP Jetdirect-printserver is geïnstalleerd,
wordt ook een Jetdirect-pagina afgedrukt. Controleer op de Jetdirect-
configuratiepagina of de status en de instellingen van het netwerkprotocol
juist zijn voor de printer.
●
Voer een afdruktaak uit vanaf een andere computer (als dat mogelijk is) om
uit te sluiten dat het aan de computer ligt.
●
Controleer of de afdruktaak naar de juiste poort wordt verzonden,
bijvoorbeeld LPT1 of de netwerkprinterpoort.
●
Controleer of u het juiste printerstuurprogramma gebruikt. (Zie
printerstuurprogramma
●
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. (Zie de installatiegids [start].)
●
Controleer of de computerpoort goed is geconfigureerd en op de juiste wijze
functioneert. (Sluit een andere printer op de poort aan en probeer daarmee
af te drukken.)
●
Als u afdrukt met het PS-stuurprogramma, stelt u in het submenu Afdrukken
(in het menu Apparaat configureren) op het bedieningspaneel PS-FOUTEN
AFDRUKKEN=AAN in en probeert u de taak opnieuw af te drukken. Als een
foutpagina wordt afgedrukt, raadpleegt u de instructies in de volgende kolom.
●
In het submenu Systeeminstellingen (in het menu Apparaat configureren) op
het bedieningspaneel controleert u of PERSONALITY=AUTO is ingesteld.
●
Misschien mist u een bericht dat u kan helpen bij het oplossen van het
probleem. In het submenu Systeeminstellingen (in het menu Apparaat
configureren) op het bedieningspaneel dient u tijdelijk de instellingen
Verwijderbare waarschuwingen en Automatisch doorgaan uit te schakelen.
Vervolgens drukt u de taak opnieuw af.
4 Drukt de taak af zoals verwacht?
JA
NEE
De afdruk is onleesbaar of
slechts een deel van de
pagina wordt afgedrukt.
102
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
gebruiken.)
Ga naar stap 5.
Afdrukken stopt tijdens
het uitvoeren van de taak.
als de taak niet wordt
Het
De afdruksnelheid is
trager dan verwacht.
●
Mogelijk heeft de printer een niet-
standaard PS-code ontvangen. In
het submenu Systeeminstellingen
(in het menu Apparaat
configureren) op het
bedieningspaneel controleert u of
PERSONALITY=PS alleen is
ingesteld voor deze taak. Kies
nadat u de taak hebt afgedrukt
weer AUTO als instelling.
●
Controleer of de afdruktaak een
PS-taak is en of u het PS-
stuurprogramma gebruikt.
●
De printer kan een PS-code
hebben ontvangen terwijl deze is
ingesteld op PCL. In het submenu
Systeeminstellingen (in het menu
Apparaat configureren) stelt u
PERSONALITY=AUTO in.
Een instelling van het
bedieningspaneel van de
printer werkt niet.
NLWW