4.2.11. Instellingen circulatiepomp
11.01) Circulatiepomp PO-type
Dit is om het type circulatiepomp in het toestel in te stellen, P0.
11.02) Snelheidsinstelling van de circulatiepomp PO
Hiermee wordt de snelheid van de circulatiepomp in het toe-
stel ingesteld, P0.
11.03) Bedrijfsmodus van de circulatiepomp PO
Dit is om de bedrijfsmodus van de circulatiepomp in te stellen
voor koeling/verwarming binnenin de unit, PO. De PO kan
werken als volgt:
1.
Intervalbedrijfsmodus. Bij deze instelling stopt de P0
samen met de compressor, maar loopt nog een tijdje door
volgens het ingestelde interval.
2. Constant AAN. De P0 werkt constant, zelfs als de
compressor stopt na het bereiken van de ingestelde
temperatuur.
3. UIT met compressor. Het betekent dat de P0 stopt
wanneer de compressor stopt.
11.04) Interval pomp UIT
11.05) Pomp Aan tijd
|
62
CUBE HP COMBI S
Als de bedrijfsmodus van de circulatiepomp P0 van de unit
is ingesteld op 'Intervalbedrijfsmodus', betekent dit dat de
circulatiepomp stopt nadat de compressor is gestopt, maar
nadat hij is gestopt, zal hij gedurende [11.5] minuten blijven
draaien gedurende een periode van telkens [11.4] minuten.
11.06) Buff ertank
11.07) Pl voor verwarming
11.08) Pl voor koeling
11.09) Pl bij vraag naar hoge temp.
11.10) P2 voor verwarming
11.11) P2 voor koeling
11.12) P2 bij vraag naar hoge temp.
Deze parameters worden gebruikt voor het instellen van de
werking van externe circulatiepomp P1 en P2, voor verwar-
mings-/koelcircuit, (HC/ CC 1) en verwarmings-/koelcircuit,
(HC/ CC 2).
4.2.12.Vloerdroging
Na de eerste installatie of na lange tijd buiten gebruik te zijn
geweest, kan een vloerverwarmingssysteem erg nat zijn in het
beton. Het grootste deel van de verwarmingscapaciteit van
de warmtepomp wordt gebruikt om het water in het beton
op te drogen en te verdampen. Deze droogfunctie wordt ge-
bruikt om de vloer te drogen om de veiligheid van het warmte-
pompsysteem te garanderen.
12.01) Vloeruitharding
Zet deze functie aan/uit. Bij een nieuw vloerverwarmingssys-
teem moet de vloer worden uitgehard voordat de warmte-
pomp in de standaardbedrijfsmodus wordt gezet.
12.02) Instelling vloeruithardingstemperatuur fase 1