Interfaces
-
(Fout)
Beveiliging
-
Beveiliging
-
Andere
-
Andere
-
Printer Model
-
(aangehechte
informatie)
Netwerk
-
Interface
(aangehechte
informatie)
Serienummer
-
(aangehechte
informatie)
Goederen
-
Nummer
(aangehechte
informatie)
Printer Model
-
(aangehechte
informatie)
Printer Locatie
-
(aangehechte
informatie)
IP Adres
-
(aangehechte
informatie)
MAC Adres
-
(aangehechte
informatie)
Korte Printer
-
Naam
(aangehechte
informatie)
Printer URL
-
(aangehechte
informatie)
Opmerking
-
Authenticatie
-
methode
SMTP Gebruiker
-
ID
SMTP
-
wachtwoord
SMTP
-
-
INSCHAKELEN
-
UITSCHAKELEN Stelt in of er meldingen gegeven moeten worden voor
-
UITSCHAKELEN Stelt in of er meldingen gegeven moeten worden voor
-
2 H 0 M
-
INSCHAKELEN
-
INSCHAKELEN
-
INSCHAKELEN
-
INSCHAKELEN
-
UITSCHAKELEN Stelt in of het printer besturing nummer bij de printer
-
UITSCHAKELEN Stelt in of de Systeem Naam bij de printer informatie
-
UITSCHAKELEN Stelt in of de Systeem Locatie bij de printer informatie
-
INSCHAKELEN
-
UITSCHAKELEN Stelt in of het MAC adres bij de printer informatie gevoegd
-
UITSCHAKELEN Stelt in of de korte printer naam bij de printer informatie
-
UITSCHAKELEN Stelt in of het URL adres bij de printer informatie gevoegd
-
(NUL)
-
Geen
-
(NUL)
-
(NUL)
-
Geen
356
Stelt in of er meldingen gegeven moeten worden voor
waarschuwingen gerelateerd aan interfaces (netwerk, enz.).
Deze instelling is alleen geldig wanneer periodieke melding
is gekozen.
waarschuwingen die optreden in veiligheid functies.
Deze instelling is alleen geldig wanneer melding bij
gebeurtenis is gekozen.
waarschuwingen die optreden in veiligheid functies.
Deze instelling is alleen geldig wanneer periodieke melding
is gekozen.
Stelt in of er meldingen gegeven moeten worden voor
andere serieuze fouten.
Deze instelling is alleen geldig wanneer melding bij
gebeurtenis is gekozen.
Stelt in of er meldingen gegeven moeten worden voor
andere serieuze fouten.
Deze instelling is alleen geldig wanneer periodieke melding
is gekozen.
Stelt in of de printer modelnaam bij de printer informatie
gevoegd moet worden die is geschreven in uitgaande E-
mails.
Stelt in of de netwerk interface naam bij de printer
informatie gevoegd moet worden die is geschreven in
uitgaande E-mails.
Stelt in of het printer serienummer bij de printer informatie
gevoegd moet worden die is geschreven in uitgaande E-
mails.
informatie gevoegd moet worden die is geschreven in
uitgaande E-mails.
gevoegd moet worden die is geschreven in uitgaande E-
mails.
gevoegd moet worden die is geschreven in uitgaande E-
mails.
Stelt in of het IP adres bij de printer informatie gevoegd
moet worden die is geschreven in uitgaande E-mails.
moet worden die is geschreven in uitgaande E-mails.
gevoegd moet worden die is geschreven in uitgaande E-
mails.
moet worden die is geschreven in uitgaande E-mails.
Stelt het commentaar in dat wordt toegevoegd aan het
einde van uitgaande E-mails. U kunt tot vier regels
registreren. Elke regel kan tot 63 karakters bevatten;
eenmaal overschreden, wordt er een regel onderbreking
automatisch toegepast.
Specificeert de uitvoering van SMTP-authenticatie.
Stelt een gebruiker-ID in voor SMTP-authenticatie.
Stelt een wachtwoord in voor SMTP-authenticatie.
Specificeert de methode voor het coderen van de SMTP (E-