Remeha Quinta 25/30
8.6 Overige aansluitingen
8.6.1 Vorstbeveiliging
Het toestel moet in een vorstvrije ruimte worden opgehangen i.v.m. mogelijke bevrie-
zing van de condensafvoerleiding. Als het c.v.-water te ver in temperatuur daalt, treedt
de ingebouwde toestelbeveiliging in werking.
Als de watertemperatuur:
- lager is dan 7°C wordt de circulatiepomp ingeschakeld (bij een externe pomp geldt
dit alleen wanneer de pomp op de automaat is aangesloten).
- lager is dan 3°C wordt de ketel ingeschakeld.
- hoger is dan 10°C worden ketel en circulatiepomp weer uitgeschakeld.
Let op:
Dit is dus alleen een beveiliging voor de ketel en niet voor de installatie.
In vorstgevaarlijke ruimtes is het aan te bevelen een vorstthermostaat te plaatsen en
aan te sluiten op de klemmen 3 en 4 van de 24-polige klemmenstrook (op dezelfde
klemmen waar ook de eventuele aan/uit-kamerthermostaat wordt aangesloten). Wan-
neer de vorstthermostaat inschakelt zal het toestel in bedrijf komen met als begrenzing
de geprogrammeerde maximale aanvoertemperatuur.
Dit gebeurt ook als een modulerende regelaar is aangesloten.
Let op:
Als er een externe 0-10 V interface is aangesloten, dan werkt deze functie niet!
8.6.2 Storingsmelding en bedrijfsmelding (optie)
Voor het aansluiten van een storingsmelding en een bedrijfsmelding is een signale-
ringsprint als optie leverbaar. Sluit de print aan op de voorbedrade connectoren vol-
gens het meegeleverde aansluitschema. Sluit vervolgens de storingsmelding aan op
de klemmen 21 en 22, de bedrijfsmelding op de klemmen 23 en 24 van de 24-polige
klemmenstrook.
8.6.3 Externe beveiliging
Op de 24-polige klemmenstrook zijn de klemmen 10 en 14 aan de ketelzijde doorver-
bonden (zie Afb. 18). Deze doorverbinding kan worden verwijderd, waarna een externe
beveiliging kan worden aangesloten (bijvoorbeeld externe maximaalthermostaat). Bij
het openen van het externe contact tijdens warmtevraag, wordt het toestel uitgescha-
keld (storingscode b@^) Als er geen warmtevraag is, gebeurt er niets.
58