Basisinstellingen voor afdrukken
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven op het
afdrukken wordt gebruikt.
1.
Controleer of de printer is ingeschakeld
2.
Plaats papier
in de printer
3. Open het
instelvenster van het printerstuurprogramma
4. Selecteer veelgebruikte instellingen
Gebruik Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick
Setup) om vooraf gedefinieerde afdrukinstellingen te selecteren.
Wanneer u een afdrukinstelling selecteert, schakelen de instellingen voor Extra functies (Additional
Features), Mediumtype (Media Type) en Papierformaat printer (Printer Paper Size) automatisch
over op de vooraf ingestelde waarden.
5. Selecteer de afdrukkwaliteit
Selecteer Hoog (High), Standaard (Standard) of Klad (Draft) voor Afdrukkwaliteit (Print Quality).
tabblad Snel instellen
110
dat voor eenvoudig