Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Trotec T510 Bedieningshandleiding pagina 12

Verberg thumbnails Zie ook voor T510:
Inhoudsopgave

Advertenties

• Ten tweede moet altijd rekening worden gehouden met de
foutbron materiaaleigenschap. Dit is vooral merkbaar bij de
hoge vochtgehalten boven het vezelverzadigingspunt (hoge
geleidbaarheid boven 30 M%). Door de onregelmatige cel-
structuur van de meest uiteenlopende houtsoorten en de
hierdoor ontstane ongelijkmatige wateropslag binnenin en
buiten de cellen, wijken de meetwaarden deels aanzienlijk af
van de werkelijke vochtgehalten. Deze afwijkingen kunnen
individueel echter niet exact worden becijferd, hoewel de
door het principe veroorzaakte nauwkeurigheden met 0,1
M% een hogere nauwkeurigheid suggereren dan voor het
middelste meetbereik van 6 tot 30 M%.
Bij het beschouwen van beide foutbronnen kan worden geconclu-
deerd dat de weerstandsmeting zeer geschikt is voor het bepalen
van de vochtigheid tussen 6 en 30 M%.
Aanwijzingen voor houtvochtigheidsmeting
• Zorg dat het meettype hout is ingesteld.
• Zorg dat de juiste materiaalcode is gekozen.
• Controleer
de
temperatuuromstandigheden
eigenlijke meting. Hiervoor moet bijvoorbeeld met een
pyrometer de oppervlaktetemperatuur van de houtsoort
worden gemeten en worden vergeleken met de in het
apparaat
opgeslagen
temperaturen hetzelfde, kan de meting worden uitgevoerd.
Is de houttemperatuur hoger dan de in het meetapparaat
ingestelde houttemperatuurwaarde, wordt een hogere
houtvochtigheid dan de effectief aanwezige weergegeven.
• Bij metingen bij bezaagd hout, de aanwijzingen uit DIN EN
13183-2 opvolgen.
• Positioneer de meetstiften altijd dwars op de nerfrichting.
De geleidbaarheid dwars op de nerfrichting is lager dan in
lengterichting van de nerf.
Deze varieert op basis van de houtsoort met een factor 2,3 tot
8.
11
voor
houttemperatuur.
Zijn
Bedieningshandleiding – Materiaalvochtigheids-meetapparaat T510
• Houd bij het kiezen van de meetlocaties rekening met de vol-
gende punten:
– Meet de vochtigheid van het meetgoed altijd op drie meet-
locaties, om via een rekenkundig gemiddelde een voldoen-
de nauwkeurigheid te bereiken.
– Meet niet op de kopkant, omdat daar droge gedeelten aan-
wezig zijn.
– Meet indien mogelijk niet over scheuren, noesten en hars-
plekken.
• Olie-achtige en/of waterige houtbeschermingsmiddelen be-
ïnvloeden het meetresultaat.
• Meet indien mogelijk geen hout met een houttemperatuur
onder -5 °C. Te lage houttemperaturen vervalsen het meetre-
sultaat.
• Vermijd statistische oplading van het meetgoed door wrij-
ving. Statistisch oplading vervalst het meetresultaat.
• Bij een houtvochtigheid die lager is dan 10 %, kunnen elek-
trostatische krachten ontstaan in het meetgoed. Hierdoor kan
de
het meetresultaat worden vervalst. Op basis van onze erva-
ringen ontstaat dit vooral bij de uitgang van fineerdroogin-
stallaties. Leid de statische oplading af via geschikte
aardingsmaatregelen.
beide
• De in het meetgoed ingestelde temperatuurwaarde moet ge-
lijk zijn aan de houttemperatuur.
Voorbeeld:
Bij een ingestelde temperatuurwaarde van 20 °C en een
houttemperatuur van 30 °C, zou het meetresultaat ca. 1,5 %
naar boven worden vervalst.
• De nauwkeurigheid van de meting is afhankelijk van de aan-
drukkracht van de meetstiften. De meetstiften moeten dus-
danig
zijn
overgangsweerstand laag is ten opzichte van de meetweer-
stand.
• De meetresultaten moeten steekproefsgewijs via een meting
volgens de Darr-methode worden gecontroleerd.
verbonden
met
het
hout,
dat
de
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave