3.
Meetraam
Het
meetraam wordt over
een
kleine put in de
grond
gelegd
en
de kunstmest, welke
zich
na
het
strooien
in de meetzak bevindt, wordt gewogen.
Daar
ae
oppervlakte
van het meetraa.m
·
1000
cm
2
bedraagt, moet het
aantal grammen
van de gewogen hoeveelheid met 100 worden
vermenigvuldigd, waarna de
strooihoeveelheid
in kg per ha wordt verkregen.
B.v. 2 gram
in de meetzak betekenen bij
één
keer
strooien 200
kg ,per ha.
·
·
4.
Vizierinstallatie
(alleen voor
ZA-S)
M. b.v. de vizierinstallatie kan
zeer
nauwkeurig worden gereden.
De
beide vizierhouders worden
op
dezelfde hoekijzers gemonteerd, waaraan
ook de reini-
g
ingsstang is
bevestigd
(zie·
afb. 8).
De
instelling van de vizierlatten t.o. v. de vizierpunten geschiedt precies volgens de
effek-
tieve
·
strooibreedte
{zie
afb. ·6)
waarbij
erop
moet worden gelet, dat van de maximale
strooibreedte
bij korrelvormige, gekristalliseerde of vochtige meststoffen
ca.
2 m aan beide
zijden
moet worden overlapt.
Nadat
de
beide
vizierlatten
zijn
ingesteld, wordt op het voorgaande trekkerspoor gereden.
Vizierlat
10
m
5.
Transportdeksel
Afb.6
trekkerspoor
, - - - . .
Omdat
kunstmest de neiging heeft samen te koeken wordt dringend afgeraden
grote
afstanden
te rijden met een volle trechter zonder te strooien.
Eventueel
kan
een speciaal
transportdeksel worden besteld, waarop men dan de volle
zakken
naar het veld
kan
meenemen
.
E. Belangrijke aanwijzingen
1.
Bij eerste
montage van de strooier aan de trekker, moeten de beide helften van de
aandrijfas niet inelkaar worden geschoven, maar naast elkaar worden gehouden,
zodat
men kan controleren of de beide helften in iedere stand minstens nog 60 mm in
elkaar
schuiven, terwijl men er anderzijds op moet letten, dat deze buizen niet tegen de kruis-
koppelingen kunnen stoten. De inslag van een kruisstuk mag niet meer bedragen dan
25 graden (Buizen smeren!).
2. Om heen en weer slingeren van de strooier tijdens het werk te vermijden, moeten de
onderste hefarmen van de trekker worden vastgezet.
3.
Voor het strooien van "drukgevoelige" kunstmestsoorten (bijv. de Hyperfos-groep),
kan
een
speciale roerkop worden besteld. De strooihoeveelheid moet dan ongeveer
5
in-
stellingen groter worden gekozen, dan in de strooitabel aangegeven.
4. Bij Ferguson-trekkers
van 25 pk mag de maximum hoogte van de strooier
slechts 580
mm
bedragen,
omdat
anders
door de
zeer
laag liggende aftakas -de kruiskoppelingen van
de aandrijfas onder een te grote hoek moeten werken.
5. Bij
trekkertypen, waarbij de aftakas uit het midden ligt, moet de strooier
zoveel
moge-
lijk recht achter de
aftakas
worden gemonteerd.
6. Geleidingen
van de doorlaatschuiven na het werk smeren!
7. Geen grote afstanden
rijden met
een
volle trechter
zonder
te strooien! Is dit
onverhoopt
toch
noodzakelijk, dan moet men, voordat men begint te strooien, dus voordat
men
de
aftakas
inschakeld, eerst de doorlaatopenin.gen geheel openen. (Instelling
A 7
kiezen!)
.
Dan de aftakas
langzaam
inschakelen en
even korte tijd strooien. Daarna kan men
de
machine' op de gewenste manier afstellen.
8.
Voorzichtig inschakelen spaart trekker
en
machine.
9.
Kunstmest, welke los is geleverd, moet zo mogelijk van te voren worden gezeefd
om
vreemde voorwerpen af te scheiden.
10.
Roerwerken
alleen monteren bij vochtige kunstmestsoorten (poedervormig of gekristalli-
seerd).