Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder
te maken.
-1 LW
1
Geef de opties voor belichtingscorrectie weer.
Druk op 2 (E) om opties voor
belichtingscorrectie weer te geven.
2
Kies een waarde.
Gebruik de multi-selector om uit
waarden tussen –3 LW (onderbelichting)
en +3 LW (overbelichting) in stappen van
LW te kiezen. In het algemeen zullen
/
1
3
positieve waarden het beeld lichter
maken, terwijl negatieve waarden het
onderwerp donkerder maken.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0. In de standen P, S en A wordt
belichtingscorrectie niet ongedaan gemaakt wanneer de camera
wordt uitgeschakeld.
A
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte
meting of spotmeting (0 124).
A
De ingebouwde flitser
Bij gebruik met een flitser, heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
Geen correctie
+1 LW
t
71