Installatie
Elektrische aansluiting
Vergelijk voordat u het apparaat aansluit
de aansluitgegevens (spanning en fre-
quentie) op het typeplaatje met de
waarden van het elektriciteitsnet.
Deze gegevens moeten beslist overeen-
komen om schade aan het apparaat te
voorkomen. Raadpleeg bij twijfel een
elektricien.
De van toepassing zijnde aansluitgege-
vens staan op het typeplaatje dat zich
in het apparaat bevindt.
De zekering moet minstens 10 A bedra-
gen.
De wandcontactdoos moet goed toe-
gankelijk zijn. Als na inbouw de wand-
contactdoos niet meer bereikbaar is,
moet het apparaat via een werkschake-
laar met alle polen van de netspanning
kunnen worden losgekoppeld. Werk-
schakelaars zijn schakelaars met een
contactopening van minstens 3 mm.
Geschikte schakelaars zijn zelfuitscha-
kelaars, zekeringen en relais
(EN 60335).
Het apparaat mag niet op wisselrich-
ters worden aangesloten. Wisselrich-
ters worden bij autonome stroomvoor-
zieningen toegepast (zoals bij zonne-
energie). Bij spanningspieken kan het
apparaat om veiligheidsredenen worden
uitgeschakeld. De elektronica kan daar-
bij beschadigd raken!
Ook mag het apparaat niet met zogehe-
ten spaarstekkers worden gebruikt.
Dergelijke stekkers verminderen de
energietoevoer, waardoor het apparaat
te warm wordt.
81