Filterregeling (inclusief de effecten van het hoogdoorlaatfilter). Druk nogmaals om terug te schakelen naar het normale kanaalsignaal.
7.2.6 Klasse-A FET-compressor
1. Aan/uit. Schakelt de compressor in de signaalketen in of uit.
2. Ingangsversterking. Stelt de ingangsversterking voor de compressor in. Deze instelling heeft invloed op de werking van de compressor, dus
voel je vrij om verschillende instellingen uit te proberen om het optimale effect voor jouw behoeften te vinden.
3. Uitgangsversterking. Stelt de hoeveelheid "make-upversterking" in die op een signaal wordt toegepast. Zodra een signaal is gecomprimeerd, wordt het algehele
niveau ervan vaak verlaagd. Met deze versterkingsregeling kunt u de versterking weer op het juiste niveau brengen nadat compressie heeft plaatsgevonden.
4. Aanval. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor begint met het verzwakken van een signaal zodra het de grens passeert
drempelwaarde.
5. Laat los. Stelt de tijd in die nodig is voordat de compressor stopt met het verzwakken van een signaal zodra dit onder de waarde komt
drempelwaarde.
6. Verhouding. Stelt de verhouding voor de compressor in. De volgende verhoudingen zijn beschikbaar: 4:1, 8:1, 12:1, 20:1 of
Alle.
7. Sleutelfilter. Hiermee wordt de frequentie ingesteld waarop de compressor wordt ingeschakeld. De compressor verwerkt nog steeds het gehele frequentiebereik,
maar wordt pas ingeschakeld als de opgegeven frequentie aanwezig is.
8. Sleutel luisteren. Druk hierop om te luisteren naar het signaal dat wordt gebruikt om de compressor te activeren, zoals ingesteld met de Key Fil-
ter controle (inclusief de effecten van het hoogdoorlaatfilter). Druk nogmaals om terug te schakelen naar het normale kanaalsignaal.
7.2.7 De signaalketen wijzigen
De compressor en EQ kunnen opnieuw worden geordend in het signaalpad. Standaard gaat het signaal door de compressor voordat het door de EQ gaat. Bij
herschikking wordt de EQ vóór de compressor in het signaalpad geplaatst.
7.2.6 Klasse-A FET-compressor
75