Studio Eén
2 2.2 Kanaalstrip
2.2
Kanaalstrook
4 3 2
5
2.3
Transportcontroles
1. Bewapenen. Als u op de Arm-knop drukt, kunt u de track inschakelen
2. Dempen. Dempt het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal.
3. Solo. Isoleert het uitgangssignaal van het corresponderende kanaal in
1
4. Overbruggen / Alles overbruggen. Druk op de Bypass-knop om elke
5. Aanraakgevoelige fader. Deze gemotoriseerde fader van 100 mm kan
1
2
3
1. Stop. Stopt het afspelen. Druk tweemaal om de afspeelcursor terug te zetten op nul.
2. Lus. Schakelt Looping in/uit.
3. Afspelen / pauzeren. Start het afspelen op de huidige
afspeelcursorpositie. Druk nogmaals om het afspelen te pauzeren.
4. Terugspoelen. Indrukken om terug te spoelen of vasthouden voor continu terugspoelen. druk de
De knoppen Terugspoelen en Vooruitspoelen tegelijk om terug te keren naar nul.
5. Snel vooruitspoelen. Druk op Snel vooruitspoelen of houd ingedrukt voor continu snel vooruitspoelen.
6. Opnemen. Druk hierop om de opname te starten op de huidige
afspeelcursorpositie voor tracks die geschikt zijn voor opnemen.
FaderPort® meerkanaals productiecontrollers
voor opname door op de Select-knop van de overeenkomstige track te
drukken. Druk met SHIFT om alle tracks in te schakelen voor opname.
Houd ingedrukt om het geluid tijdelijk te dempen. Druk op SHIFT voor
Mute Clear.
de mix. Houd ingedrukt om even te solo. Druk op SHIFT voor Solo Clear.
plug-in op het geselecteerde kanaal te omzeilen. Druk op SHIFT
+ Bypass om elke plug-in in de sessie uit te schakelen.
worden gebruikt om het volumeniveau en de panning in de Pan Flip-
modus te regelen. Zie paragraaf 2.4 voor details.
4
5
Gebruikershandleiding
6
7