2
Studio Eén
2.4 De Sessienavigator
2.4
De Sessienavigator
De Session Navigator biedt snelle navigatie en sessiebediening. Elke knop verandert de
functies van de drukknop-encoder en de knoppen Volgende en Vorige aan beide kanten.
Als u op SHIFT + Prev drukt, wordt de laatste actie ongedaan gemaakt. Als u op
SHIFT + Next drukt, wordt de laatste actie opnieuw uitgevoerd.
1
2
3
1. Koppeling. Encoder bestuurt elke parameter onder uw muis.
Navigatieknoppen selecteren respectievelijk Volgende en Vorige nummers.
Om een parameter aan deze encoder te vergrendelen, drukt u op SHIFT + Link.
Tip voor ervaren gebruikers: De Channel Editor is een krachtige functie in Studio One Pro waarmee u meerdere
parameters aan dezelfde bediening kunt toewijzen, met onafhankelijk bereik/polariteit/
curve-controles. Extra XY-vectorpads kunnen worden toegewezen met individuele parameters; en nog veel meer.
2. Meester. Encoder bestuurt het masterniveau. Druk op de encoder om het masterniveau terug te zetten op 0 dB. In
deze modus besturen de navigatieknoppen het bankieren.
Druk op SHIFT + Master om de F1-gebruikersfunctie in te schakelen. Zie paragraaf 2.4.1 voor details.
3. Pannen. Encoder regelt het pannen. Navigatieknoppen scrollen
via tracklijst. Druk op de encoder om het niveau terug te zetten op 0 dB.
Druk op SHIFT + Pan om de fader te gebruiken om de panning te regelen.
4. Klik. Schakelt de metronoom in/uit. De metronoom kan dat zijn
ingeschakeld of uitgeschakeld terwijl een modus actief is. Druk op SHIFT + klik om de F2-
gebruikerfunctie in te schakelen. Zie paragraaf 2.4.1 voor details.
5. Kanaal. Encoder regelt het scrollen van individuele kanalen. Navigatie knoppen
Pas de momenteel zichtbare faderbank op de FaderPort met één kanaal aan. Druk op SHIFT + Channel om de
kanaalregelaars op de momenteel geselecteerde track te vergrendelen.
Opmerking: Kanaalvergrendeling is alleen beschikbaar in Studio One v4 en hoger.
6. Sectie. Encoder verplaatst de geselecteerde gebeurtenis. Gebruik de navigatieknoppen om door de
gebeurtenissen op de Arranger-track te navigeren. Druk op SHIFT + Sectie om de F3-
gebruikersfunctie in te schakelen. Zie paragraaf 2.4.1 voor details.
Tip voor hoofdgebruikers: schakel Uitlijnen op raster in voor grove nudging. Schakel het uit voor fijnafstemming.
7. Bladeren/zoomen. Encoder regelt het scrollen op de tijdlijn. Druk op de encoder om de tijdlijn aan te
passen aan de venstergrootte. Gebruik de navigatieknoppen om door de tracklijst te bladeren. Druk op
SHIFT + Scroll om Zoomen in te schakelen. Terwijl Zoom actief is, regelt de encoder het horizontale
zoomen. Navigatieknoppen regelen verticaal zoomen. Druk op de encoder om het zoomen in beide
richtingen ongedaan te maken.
8. Markering. Encoder verplaatst de afspeelcursor in de tijdlijn. Gebruik de navigatieknoppen om door markeringen te
bladeren. Druk op Encoder om een markering neer te zetten. Druk op SHIFT + Marker om de F4-
gebruikersfunctie in te schakelen. Zie paragraaf 2.4.1 voor details.
FaderPort® meerkanaals productiecontrollers
4
5
6
7
Gebruikershandleiding
8
8