2.12. Interface
Het toestel is uitgerust met een interface met twee knoppen en
twee leds. Op de interface kan de filterwaarschuwing gereset
worden met de knop aan de bovenzijde (A). De led (1) toont de status
voor wat betreft meldingen en fouten. De wifi-verbinding kan
worden geactiveerd met knop (B) en de status van het toestel en die
van de wifi-modus wordt getoond met led (2). Bij foutmeldingen
knipperen beide leds.
Legenda
A
Vuilfilter reset
B
Wifi-modus
1
Status-led meldingen en fouten ventilatie-unit
2
Status-led wifi-modus en fouten ventilatie-unit
De leds kunnen de volgende berichten weergeven:
Status-leds
Patroon
Blauw*
Oranje**
Led 2
Led 1
Beide leds
x
x
x
* Bij normaal bedrijf kinppert led 2 langzaam blauw. Bij het activeren van de
wifi-modus met knop B gaat led 2 sneller blauw pulseren en wanneer de
wifi-verbinding actief is (koppelmodus) brandt led 2 blauw.
** Bij de filterwaarschuwing knippert led 1 oranje.
A
1
2
B
Functie
Rood
Normaal bedrijf
WIFI-modus
Filter vuil
x
Fout RV-sensor
x
Fout temperatuursensor
x
Fout klep
x
Fout communicatie
x
Fout volumesensor
x
Fout ventilatormodule
2.13. Ventielen
De hoeveelheid lucht die moet worden afgezogen is wettelijk
geregeld, en de hoeveelheid lucht die moet worden ingeblazen moet
hiermee in balans zijn. Dat wil zeggen dat er net zoveel lucht moet
worden afgevoerd als dat er wordt toegevoerd. Het toestel regelt
deze balans uit zichzelf. De minimale luchthoeveelheid per ruimte is
eveneens wettelijk bepaald. De hoeveelheden zijn zo gekozen dat er
geen onnodige energie verspild wordt en er toch een optimaal
binnenklimaat wordt bereikt. Zo zijn per vertrek de
luchthoeveelheid die wordt afgezogen en wordt toegevoerd
verschillend van grootte. De afzuig- en toevoerventielen hebben
daardoor ieder hun eigen benodigde instelling.
Opmerking
Het is van groot belang dat de bewoner niets wijzigt aan de
instelling van de ventielen. Dit verstoort de goede werking van
het totale ventilatiesysteem. De ventielen mogen onderling niet
omgewisseld worden.
17