Elektrische aansluiting
5.1.2
Kabeltypes
• Voedingsspanning: bijv. NYY-J; 3-draads; min. 2,5 mm
• Analoge, signaal- en transmissiekabels: bijv. LiYY 10 x 0,34 mm
De aansluitklemmen zijn geplaatst onder een extra beschermdeksel in het achterste
bovengedeelte van het instrument. Daarom moet voor de inbedrijfname het achterpaneel
van het instrument worden weggenomen om de voedingsspanning aan te sluiten. De
aderdoorsnede moet tenminste 2,5 mm
een 24 V voedingsspanning, kan een stroom tot 10 A stromen. Daarom moet worden
gelet op de spanningsval over de voedingskabel. De spanning aan de klemmen van het
instrument moet binnen het gespecificeerde bereik liggen (→ 40) .
24
2
2
zijn voor instrumenten met 24 V voeding. Bij
Liquistation CSF48
2
Endress+Hauser