18. Ontsteekkabel onderbroken of niet juist aangesloten.
19. Trafo defect.
20. Aansluitstekker naar gasklep niet juist aangesloten, of vocht insluiting.
21. Pompstekker niet juist aangesloten.
22. Sifon verstopt.
23. Lucht in het systeem, handontluchter openen en sluiten, na ontluchten.
24. Driewegklep is vervuild.
25. Te veel weerstand in het afvoersysteem of afvoersysteem vervuild.
26. Afvoersysteem is lek naar het toevoersysteem; recirculatie rookgas, uitsluitend bij concentrische aansluiting.
27. Toevoersysteem watert in.
28. Doorstroom instelkraan is vervuild, indien van toepassing bypass kontroleren.
29. Warmtewisselaar is intern vervuild (onvoldoende circulatie).
30. Maximaalthermostaat defect (onvoldoende circulatie).
31.
Maximale belasting te hoog.
34. Branderautomaat defect.
35. Ontsteekelektrode defect (porselein gescheurd), afstand tot brander is injuist.
36. Vocht op de kabels van de gasklep.
37. Vocht op de printplaat van de branderautomaat.
38. Vocht in de pompbedrading.
39. Vocht op ventilator of aansluiting.
40. Stekker ventilator onjuist aangesloten.
41. Stekker niet correct aangesloten.
42. Aansluitkabel beschadigd.
43. Sensor defect.
44. Rookgascirculatie achter uit de warmte wisselaar.
45. Warm tapwaterkraan lekt, of lekkage in de warmwater leiding.
46. Gasklep is niet juist ingesteld bij maximale belasting.
46. Stand van de toerenschakelaar op de pomp is te laag afgesteld.
47. Sensoren verwisseld (retour sensor-S2 en warmwater sensor-S5).
48. Zekering F1.
49. Zekering F2.
50. Netspanning 230 VAC.
51.
Parameter(s) in het installateurs programma, zijn onjuist ingevuld.
52. OpenTherm kamerthermostaat, of normale thermostaat op een onjuiste kroonsteen poort aangesloten.
53. Stappenprogramma in het installateurs menu niet juist geprogrammeerd; of te lange stappen.
54. Klokprogramma van de klokthermostaat dient 's morgens eerder te starten.
55. Aanvoer- en retourleiding op het toestel verwisseld.
56. Kabel of stekker naar driewegklep niet correct aangesloten.
57. Voorrangsensor (S3) is niet juist geplaatst, of is defect.
58. De doorstroom instelkraan, in de koudwaterleiding dient ingesteld te worden.
59. Spiraal wisselaar tapwater dient ontkalkt te worden.
60. Kabelboom stekkers op de printplaat niet juist gemonteerd.
61. Gasblok defect.
62. Na programmeren mbv computer, bevestiging van nieuwe instellingen.
63. Er zijn onjuiste parameters, of een waarde buiten het bereik van het programma, geprogrammeerd.
64. De branderautomaat voert frequent een controle uit op de voedingsspanning.
65. Mechanisch defect met de Resetknop, bij een knipperende "H"; bij een niet knipperende H, is er defect in de
branderautomaat.
66. Installateursprogramma programmanummer '1' is onjuist ingesteld.
67. Storing aan ventilatie ketel koppeling (VKK).
68. Waterhoeveelheidskraan tapwater, in ketel onjuist ingesteld.
Tabel 15 Storingsoorzaak
29