U kunt de inhoud van het geheugen als volgt weergeven:
• Als de bloeddrukmeter is uitgeschakeld en u op de
geheugentoets M 3 drukt, verschijnt de laatst geme-
ten waarde.
• Als u dan nogmaals op de geheugentoets M drukt,
kunt u alle opgeslagen waarden afzonderlijk oproe-
pen.
• Het geheugenplaatsnummer verschijnt rechtsonder
op het display. De datum en de tijd van de betref-
fende meting verschijnen bovenaan op het display.
• De laatst gevonden waarde wordt in geheugen 1
opgeslagen. Zodra een nieuwe waarde wordt geme-
ten, wordt deze in het geheugen 1 opgeslagen en
schuift de vorige waarde een geheugenplaats op.
• Als u na de laatste bezette geheugenplaats nogmaals
op de geheugentoets M 3 drukt, verschijnt het
gemiddelde van alle opgeslagen meetwaarden.
• Om de bloeddrukmeter uit te schakelen, drukt u nog-
maals op de Start/Stop-toets 4 .
• Als u de bloeddrukmeter vergeet uit te schakelen,
schakelt hij zichzelf automatisch uit na 3 minuten.
7. Fouten oplossen
Foutmeldingen kunnen optreden als
• het oppompen langer dan 25 seconden duurt
display verschijnt ERR2)
• u zich tijdens de meting beweegt en niet rustig houdt
(in het display verschijnt ERR1)
• de manchet niet voldoende werd opgepompt ,
ondanks het feit dat werd bijgepompt
verschijnt ERR2)
;
• de bloeddrukwaarden extreem hoog of laag zijn
het display verschijnt ERR1)
• de oppompdruk meer dan 330 mmHg bedraagt
het display verschijnt ERR 330)
• de batterijen bijna leeg zijn; u moet de batterijen dan
vervangen.
Herhaalt u in deze gevallen de meting. Let erop dat de
manchetslang volgens de voorschriften is aangesloten
en dat u niet praat of beweegt. Plaats eventueel de bat-
terijen opnieuw in het apparaat of vervang ze.
8
(in het
;
;
(in het display
(in
;
(in
;