nl
8.2
Verwarmingssysteem
configureren
Installateursniveau: Systeemconfiguratie
Installatievoorbeelden zijn opgeno-
men in de handleiding van de IPM.
Andere mogelijke installaties zijn
opgenomen in de ontwerpdocumen-
tatie.
Gebruik dit menu, wanneer u het systeem auto-
matisch of handmatig wilt configureren. Bijv.
voor inbedrijfstelling of bij verandering van de
installatie.
Automatisch Systeemconf. starten voor auto-
•
matisch configureren starten.
Configuratie warm water voor het handmatig
•
configureren van het tapwatersysteem.
Maximale boiler temperatuur: dit menupunt
•
is alleen beschikbaar wanneer een boiler of
een vers waterstation wordt gebruikt.
– Bij gebruik van een boiler:
Waarschuwing: Er bestaat gevaar
voor verbranding!Door een boiler-
temperatuur hoger dan 60°C.
B Wanneer de begrenzing van de
boilertemperatuur > 60°C wordt
ingesteld, een thermostatische
mengmodule of de tapwater-
comfortgroep (WWKG) in de
tapwaterleiding opnemen.
B Tapwatermengmodule op max.
60°C instellen.
– Bij gebruik van een vers watersta-
tion:afhankelijk van de werking moet de
aanvoertemperatuur voor het vers water-
station hoger worden ingesteld, dan de
gewenste tapwateruitlaattemperatuur. De
in het vers waterstation ingebouwde tap-
Menu INSTALLATEURSNIVEAU instellen (alleen voor de installateur) | 53
watermengklep voorkomt bij correcte
instelling te hoge tapwatertemperaturen.
Circulatiepomp: dit menupunt is alleen
•
beschikbaar, wanneer een circulatiepomp in
het tapwatersysteem is geïnstalleerd.
Configuratie CV Circuit 1 voor de configuratie
•
van cv-circuit 1.
Afstandsbediening CV Circuit 1 voor het uit-
•
schakelen of inschakelen van de afstandsbe-
diening in cv-circuit 1.
Configuratie CV Circuit 2 voor de configuratie
•
van cv-circuit 2.
Afstandsbediening CV Circuit 2 voor het uit-
•
schakelen of inschakelen van de afstandsbe-
diening in cv-circuit 2.
ISM 1 voor cv-installaties met zonnetapwater-
•
voorziening.
ISM 2 voor cv-installaties met zonnetapwater-
•
voorziening en cv-ondersteuning.
Bij de eerste inbedrijfstelling van een cv-installa-
tie gaat u als volgt tewerk:
B Codering van alle BUS-deelnemers overeen-
komstig de functie instellen (bijv. IPM 2 voor
cv-circuit 1 en cv-circuit 2 enz.).
Automatisch configureren starten.
B
B De andere menupunten onder Systemkonfi-
guration controleren en indien nodig handma-
tig op de actuele installatie aanpassen.
Het zonnesysteem van de cv-instal-
latie moet handmatig worden ge-
configureerd (
pagina 59). Bij de automatische
systeemconfiguratie van het cv-
systeem wordt het zonnesysteem
niet geconfigureerd.
Menustructuur en instelniveaus
hoofdstuk 8.4,
pagina 47.
6 720 647 657 (2011/04)