Aansluitingen
Voorzichtig!
Om interferentie te voorkomen, mogen niet-
afgeschermde communicatie- en/of sensorka-
bels naar externe aansluitingen niet dichter
dan 20 cm bij een kabel met hoge spanning
worden gelegd.
Spanningaansluiting
De SMO 40 moet worden geïnstalleerd via een werk-
schakelaar met minimaal 3 mm schakelafstand. De
minimale kabeldikte moet worden afgemeten volgens
de gebruikte zekeringcapaciteit.
Tariefregeling
Als de spanning naar de compressor in de warmtepomp
gedurende een bepaalde periode wegvalt, moeten
deze gelijktijdig worden geblokkeerd via de software-
geregelde ingang (AUX-ingang) om een alarm te
voorkomen, zie pagina 25.
Aansluiten van de laadpomp voor warmte-
pomp 1 en 2
Sluit circulatiepomp (EB101-GP12) volgens de afbeel-
ding aan op klemmenstrook X4:5 (PE), X4:6 (N) en X4:7
(230 V) op de basiskaart (AA2).
Regelsignaal voor (EB101-GP12) wordt aangesloten
op klemmenstrook X4:7 (GND) en X4:8 (PWM) op de
ingangskaart (AA3), zoals op de afbeelding.
Als er twee warmtepompen zijn aangesloten op
SMO 40, moet de circulatiepomp (EB102-GP12) worden
aangesloten op de klemmenstroken X4:12 (PE), X4:13
(N) en X4:15 (230 V) op de basiskaart (AA2), zoals op
de afbeelding. Regelsignaal voor (EB102-GP12) wordt
aangesloten op klemmenstroken X4:5 (GND) en X4:6
(PWM) op de ingangskaart (AA3), zoals op de afbeel-
ding.
SMO 40
X1
L
N
1
TIP
Er kunnen twee laadpompen (vier als de inter-
ne accessoirekaart wordt gebruikt) worden
aangesloten op en geregeld worden door
SMO 40. Er kunnen meer laadpompen worden
aangesloten als de accessoirekaart wordt ge-
bruikt, twee pompen per kaart.
AA2-X4
SMO
SMO 40
Extern
Externt
EB101-GP12
SMO 40
SMO
Extern
Externt
EB102-GP12
AA3-X4
SMO
SMO 40
Extern
Externt
AA3-X4
EB101-GP12
AA3-X4
SMO
SMO 40
Externt
Extern
EB102-GP12
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
4
5
6
7
8
9
AA2-X4
11
12
13
14
15
16
10
9
8
7
6
5
8
7
6
5
4
3
19