REPARATIE EN ONDERHOUD
6.3 Reiniging
Gebruik een doek gedrenkt met schoon water of neutraal schoonmaakmiddel om de zender schoon
te vegen, en gebruik vervolgens een droge doek om het nog eens schoon te maken.
OPGELET
1. Voordat u schoonmaakt, wees er zeker van dat het apparaat is uitgeschakeld, en alle circuits
losgekoppeld zijn.
2. Gebruik tijdens het schoonmaken geen benzeen, alcohol, aceton, ether, keton, thinner of benzine,
dat het apparaat kan vervormen of verkleuren.
3. Na reiniging, gebruik het toestel pas als het toestel geheel droog is.
6.4 Vervangen van de batterij
Als het batterijsymbool op het display knippert ( (1) van de zender of (2), (3) ontvanger), en
de zoemer geeft een waarschuwing, dan moet de batterij vervangen worden.
Stappen om de batterij te vervangen (van de zender of ontvanger) zijn als volgt:
1) Het apparaat uitschakelen en alle meetcircuits ontkoppelen;
2) De achterkant van het apparaat losschroeven, en verwijder de batterijdeksel van het apparaat;
3) Verwijder de oude batterij;
4) lnstalleer een nieuwe batterij volgens de juiste polariteit;
5) De batterijdeksel terugplaatsen en de schroeven vastdraaien.
WAARSCHUWING
1. Let op bij het plaatsen of vervangen van de batterij op de juiste polariteit van de batterij. Als de
polariteit van de batterij niet goed is, zal het apparaat beschadigd raken. Tevens kan er ontploffing
of vuur ontstaan.
2. De twee polen van de batterij niet met een geleidende draad verbinden, en gooi de batterij niet in
het vuur, anders bestaat de kans op ontploffing.
3. Probeer nooit de batterij te openen! De elektrolyt bevat zeer bijtende zouten, die mogelijk
corrosie kunnen veroorzaken! Als de elektrolyt contact maakt met de huid of kleren, gebruik dan
schoon water om de relevante delen te wassen. Als de elektrolyt in de ogen terecht komt, gebruik
dan schoon water om de ogen onmiddellijk te wassen, en raadpleeg zo snel mogelijk een dokter.
OPGELET
1. Voordat de batterij wordt vervangen, moet het apparaat worden uitgeschakleld, alle verbonden
meetcircuits worden ontkoppeld, en alle geleidingsdraden verwijderd zijn.
2. Alleen de batterij zoals beschreven in de technische specificaties mogen worden gebruikt.
3. Als het apparaat gedurende lange tijd niet gebruikt gaat worden, de batterij hieruit verwijderen.
Als de detector verontreinigd is door lekkage van de batterij, het apparaat terugzenden naar de
oorspronkelijke fabriek voor het schoonmaken en controleren.
4. Bij het weggooien van de gebruikte batterijen, gelieve zich te houden aan de bestaande
voorschriften op het herwinnen, hergebruik, en de verwijdering van batterijen.
6.5 Interval van de kalibratie
Om de precisie van de meting van de apparaten te waarborgen, moeten deze regelmatig
gekalibreerd worden door de aangewezen persoon van het bedrijf. De aanbevolen kalibratie interval
is een jaar. Indien de apparaten frequent gebruikt worden of de toestand door het gebruik is slecht,
dan dient de kalibratie interval te worden bekort, als de apparaten zelden gebruikt worden, kan de
kalibratie interval verlengdt worden tot drie jaar.