DETAILS VAN DE TOEPASSING
3.2.5 Het toekennen of bepalen van een weggewerkt circuit
Vereisten:
Het circuit moet spanningsvrij zijn;
De einden van de aders moeten getwist en met elkaar verbonden zijn.
Verbindt de zender op een manier volgens figuur 3-2-5.
De gebruikte meetmethode is hetzelfde als die in het voorbeeld.
LET OP
1. Indien zich nog stroom in de kabel bevindt, dan deze eerst afschakelen om een spanningsvrije
toestand te verkrijgen.
2. De einden van de draden zonder bescherming moeten met elkaar verbonden en getwist zijn.
3. Bij gebruik van slechts één zender, meerdere metingen verbinden door het verwisselen van de
aansluiting tussen de zender en de kabeladers.
HINTS
1. Bij het verwisselen van de aansluitingen tussen de zender en de kabeladers, kunnen verschillende
circuits onderscheiden worden als we de zendcode van de zender veranderen
2. Pas het vermogen van de zendniveau van de zender aan om deze af te stemmen voor
verschillende detectiestralen.
3. Indien nodig, schaf een zender aan met verschillende zendsignalen.
DETAILS VAN DE TOEPASSING
3.3 Methode om de effectieve straal van detectie te vergroten bij circuits met spanning
Wanneer de zender direct is aangesloten op de fase- en nulleiding, zijn de signalen op twee
parallelle circuits verbonden (zie figuur 3-3-1), zodat het verdraaien van de circuits soms kan leiden
tot tegenwerken van signalen, wat leidt tot een effectieve straal van ten hoogste 0,5 m. Om dit
effect uit te sluiten, moet de aansluiting zijn zoals in figuur 3-3-2, waarbij de kringleiding een aparte
kabel gebruikt om de effectieve straal met meer dan 2,5 m te laten toenemen en kringleidingen met
grotere afstanden kunnen worden voorzien met een kabelhaspel (zie figuur 3-3-2).
WAARSCHUWING
Bij het verbinden van geladen circuits
aan de zender, gelieve zich te houden
aan de veiligheidsinstructies.
LET OP
Let op de afstand tussen de zender en
het circuit dat wordt gezocht om
duidelijk het circuit te bepalen door
middel van signalen.
HINTS
1. In het proces van detectie van het
circuit geldt, hoe sterker de signalen
weergegeven op de digitale buis van
de detector, hoe dichter de door de
detector gelokaliseerde kabel.
2. Pas het vermogen van de
zendniveau van de zender aan om
deze af te stemmen voor
verschillende detectiestralen.
3. Kies op de ontvanger de
handmatige modus en kies geschikte
ontvangende gevoeligheid om precies
het circuit te bepalen.