Gebruikshandleiding
Spanklemmen
zijn bevestigingspunten die de voorkeur
genieten om reactiekrachten op te vangen.
NL
Veiligheidsventielen
maken bevestiging in de installatie moge-
lijk. De exploitant van de installatie moet
het gebruik van spanklemmen vastleggen
om reactiekrachten op te vangen (voor zo-
ver noodzakelijk).
De spanklemmen absorberen de reactie-
krachten.
Voor de aansluitingen van de veiligheids-
ventielen moeten afdichtingen van vol-
doende afmetingen worden gebruikt. Af-
dichtingsmiddelen of delen daarvan mogen
de doorstroomdiameter niet ver-nauwen
en mogen niet kunnen losraken en in de
stromingskamer terechtkomen. De aanslui-
tingen moeten conform de voorschriften
worden uitgevoerd.
Vanwege het grote aantal buisnormen
kan de aansluitbinnendiameter van het
veiligheidsventiel geometrisch van de
binnendiameter van de gekozen buislei-
dingaansluiting afwijken. De inlaatleiding
en uitlaatleiding mogen niet kleiner zijn dan
de doorsneden van het veiligheidsventiel.
De aanvoer- en afblaasleidingen van het
veiligheidsventiel moeten een adequate di-
ameter hebben en zijn aangepast aan de
plaatselijke bedrijfssituatie. De inlaatleiding
en uitlaatleiding mogen niet kleiner zijn dan
de doorsneden van het veiligheidsventiel.
Spoelinrichtingen mogen de doorstroomdi-
ameters niet verminderen.
Bij media die bij afkoeling vast kunnen wor-
den, moeten verwarmingssystemen wor-
den gebruikt. Deze moeten ervoor zorgen
14
|
leser.com
aan
veiligheidsventielen
met
spanklemmen
dat de media de viscositeit die voor het ont-
werp en daardoor voor het bepalen van de
prestaties is gebruikt behouden.
Veiligheidsventielen worden in individuele
gevallen geïsoleerd. Om ontoelaatbare op-
warming van de veer te vermijden, worden
de veerkap en de koelzone (indien aan-
wezig) in de regel niet geïsoleerd. Hierbij
moet bij de montagevoorbereiding reke-
ning worden gehouden.
Er moet rekening worden gehouden met de
hoogst mogelijke tegendruk, het maximaal
mogelijke verlies aan inlaatdruk en tempe-
ratuur. Er moet voor worden gezorgd dat
het medium te allen tijde vrij en op veilige
wijze door de uitlaat kan wegstromen. Bij
horizontale montage moet de toelaatbaar-
heid bij de fabrikant worden nagevraagd.
De uitlaataansluiting moet altijd naar be-
neden zijn gericht. Veiligheidsventielen
mogen niet door afsluiters onwerkzaam
worden gemaakt. De pop action pilot moet
altijd in de atmosfeer kunnen wegstromen.
Bij gevaarlijke media moet een afzonder-
lijke risicobeoordeling plaatsvinden.
Bij de montage van de veiligheidsventielen
moet erop worden gelet dat de pijpleidin-
gen kracht- en momentvrij worden aange-
sloten. Rekening houdend met de plaatse-
lijke bedrijfsomstandigheden moeten de
leidingen zo worden gedimensioneerd en
gelegd dat de statische, dynamische (re-
actiekrachten) en thermische belastingen
veilig kunnen worden opgevangen.
Veiligheidsventielen moeten zo worden
ingebouwd, dat via de aan- en afvoerlei-
dingen geen ontoelaatbaar hoge statische