21
Onderhoud – gedwongen besturing
21.2
Systeemdruk controleren en instellen
Systeemdruk controleren
De systeemdruk op de manometer (2) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, moet de systeemdruk worden ingesteld.
Systeemdruk instellen
ü De systeemdruk werd gecontroleerd.
Om de wielen recht te zetten, met de trekkercombinatie op een gelijkmatig oppervlak ca. 20
m rechtuit rijden.
De afsluitkranen (1) en (4) openen.
ð De hendels van de afsluitkranen (1) en (4) staan loodrecht (positie II).
Op het terminal de functie „Messencassette omhoog bewegen" bedienen tot de druk 80 bar
heeft bereikt,
De afsluitkraan (4) bij gelijktijdige bediening van de functie "Messencassette omhoog
bewegen" sluiten.
ð De hendel van de afsluitkraan (4) staat horizontaal.
Sluit de afsluitkranen (1).
De hendels van de afsluitkranen (1) staan horizontaal (positie I).
De systeemdruk op de manometer (2) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk geen 80 bar bedraagt, de boven beschreven procedure herhalen.
Als de systeemdruk niet op 80 bar kan worden ingesteld, het drukbegrenzingsventiel (3)
opnieuw instellen,
Drukbegrenzingsventiel instellen
LW000-304
Het drukbegrenzingsventiel (3) is vanaf fabriek op 80 bar vooringesteld.
Draai de vergrendelingshefboom (2) los.
Om de systeemdruk te verhogen, het handwiel (1) naar rechts draaien.
Om de systeemdruk te verlagen, het handwiel (1) naar links draaien.
Vergrendelinghefboom (2) sluiten.
250
zie
pagina 115.
zie
pagina 250.
1
2
3
Originele handleiding 150000948_02_nl
MX 370 GL