HERDER
j. Beweeg het steunwiel naar beneden tot de combinatie is afgesteund.
k. Breng het werktuig in de beginpositie.
l. Schakel evt. de float- en of zweefstand in (zie par. 8.5 en 8.6).
m. Verminder het motortoerental tot stationair.
n. Schakel evt. de transportband in (zie par. 8.8).
o. Schakel het werktuig in.
p. Voer het motortoerental op tot het bedrijfstoerental.
q. Stel evt. de gewenste snelheid en draairichting van de transportband in (zie par. 8.8).
r. Rijd vooruit met de voor het werktuig geschikte snelheid.
s. Minder snelheid bij het naderen van obstakels.
t. Ontwijk paaltjes e.d. door het bedienen van de gieken.
u. Als u wilt stoppen met werken, zet de tractor stil.
v. Zet het werktuig en evt. de transportband uit.
w. Wacht tot het werktuig en de transportband zijn uitgedraaid.
x. Schakel de float- en/of zweefstand uit als deze zijn ingeschakeld.
y. Breng de gieken en het werktuig in de transportstand.
Schakel de aftakas uit, stop de motor, haal de sleutel uit het contactslot en zorg dat de tractor niet
z.
!
kan wegrollen.
-
Monteer eventuele transportbescherming(en) op het werktuig.
8.6
Werken met ingeschakelde floatstand
De 'floatstand' is een vrijloop op de bakcilinder om het werktuig gemakkelijk de berm of
het talud te laten volgen.
De 'floatstand' wordt ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel. Bij een ingescha-
kelde 'floatstand' brandt het controlelampje.
Gebruik de 'floatstand' voor bijvoorbeeld het werken met een ecomaaier of schijvenmaaier.
Het werktuig moet in elk geval uitgerust zijn met een looprol of glijplaten.
Gebruik de 'floatstand' niet voor het werken met een maaikorf, baggerbak, graafbak, heg-
genschaar, cirkelzaag enz.
Schakel de 'floatstand' pas in vlak voordat met maaien wordt begonnen (zie par. 8.4).
Schakel de 'floatstand' uit zodra deze niet meer nodig is (zie par. 8.4).
HERDER BV
MACHINEFABRIEK
MIDDELBURG
1-2105-09Okt07/W10-WK
8-4
Bedienen
aan